Wisselspanning

Wisselspanning met effectieve waarde 230 volt en frequentie 50 Hz als functie van tijd.

Wisselspanning is een elektrische spanning die met een bepaalde frequentie wisselt tussen positieve en negatieve waarden. De periode heeft meestal een sinusoïdaal spanningsverloop, maar ook andere vormen zijn mogelijk. Wisselspanning is de tegenhanger van gelijkspanning. Wisselspanning in een gesloten circuit veroorzaakt wisselstroom, de tegenhanger van gelijkstroom.

De elektrische energie die door het elektriciteitsnet wordt geleverd heeft in een groot deel van de wereld, waaronder heel Europa en Afrika, een frequentie van 50 Hz. In Noord-Amerika, delen van Zuid-Amerika en in een aantal Aziatische landen is de frequentie 60 Hz. Sommige spoorwegen in Midden-Europese, onder andere de Deutsche Bahn, Österreichische Bundesbahnen en de Zwitserse federale spoorwegen zorgen voor hun eigen wisselstroom met een frequentie van 16,7 Hz.

Met behulp van een transformator kan wisselspanning omhoog of omlaag worden getransformeerd. Hierdoor kan het vermogen over lange afstanden onder hoogspanning worden gedistribueerd, wat met geringere transportverliezen gepaard gaat. Dit is het grote voordeel van wisselspanning.

Wisselspanning wordt in een elektriciteitscentrale met drie fasen opgewekt, die onderling 120 graden in fase verschillen. Dat wordt driefasespanning of draaistroom genoemd.

Een wisselspanning kan onder andere worden opgewekt door een magneetveld in een spoel te bewegen. Dit wordt toegepast bij dynamo's, generatoren, windturbines en microfoons.

Effectieve waarde en piekspanning[bewerken | brontekst bewerken]

De wisselspanning van het lichtnet is min of meer sinusvormig. Het verloop van de spanning in de tijd is:

,

waarin de frequentie is en de piekspanning, de amplitude van de spanning. De piekspanning is hoger dan de effectieve waarde van de spanning. De netspanning van ongeveer 230 V is de effectieve waarde van de spanning. De piekspanning van het lichtnet is dus

en de spanning varieert tussen de −325 V en +325 V.

Toepassing[bewerken | brontekst bewerken]

De belangrijkste reden voor het gebruik van wisselspanning is de mogelijkheid om deze met een transformator om te vormen tot een hogere of lagere spanning. Doordat bij hoge spanning de stroomsterkte kleiner is voor hetzelfde elektrisch vermogen, kunnen de transportverliezen die het gevolg zijn van de elektrische weerstand in een leiding, worden beperkt. Dat heet het joule-effect. Het verlies bij elektriciteitstransport is vooral van de stroomsterkte afhankelijk en niet van de spanning. Het door de weerstand van de elektriciteitsleiding opgenomen vermogen, dat in warmte wordt omgezet, is gelijk aan de weerstand vermenigvuldigd met het kwadraat van de stroomsterkte.

De spanning van het hoogspanningsnet wordt bij de centrale eerst omhoog getransformeerd en pas dicht bij de gebruiker omlaaggebracht naar een betrekkelijk veilige standaardspanning van 230 V. Dit gebeurt in de woonwijken in een transformatorhuisje. De industrie krijgt de elektriciteit op middenspanningsniveau, op 10 000 V aangeleverd. Een transformatorstation brengt deze spanning omlaag naar 230/400 V

Bij de grootschalige opwekking en distributie van elektriciteit worden altijd driefasespanning gebruikt. Dit is onder andere te zien aan de drie stroomvoerende draden aan hoogspanningsmasten. Meestal is er nog een vierde draad boven de drie hoogspanningsdraden aangebracht, deze is verbonden met de aarde en dient als bliksemafleider. De wisselspanning wordt getransformeerd door een transformator naar hoogspanning (bijvoorbeeld 230 kV) voor de distributie over grote afstanden en daarna weer omlaag getransformeerd (eerst naar bijvoorbeeld 50 kV en/of 10 kV en daarna tot 230 V) ten behoeve van de gebruiker. In België en Nederland worden dan drie fasen en de nul aan de gebruiker geleverd, met een spanning van 230 volt tussen de nul en elke fase, en 400 volt tussen de fasen, en met een frequentie van 50 Hz. Alleen voor grote belastingen worden de drie fasen gebruikt (met speciale wandcontactdozen), dit wordt ook wel krachtstroom genoemd. De afbeelding toont een stekker met 5 polen: de 3 fasen, een nulgeleider en een (dikke) aardgeleider. De meeste aansluitpunten bieden alleen één fase en de nuldraad (voor 230 volt) met aardgeleider.

Op een elektrisch apparaat staat aangegeven op welk elektriciteitsnet het mag worden aangesloten, op welke spanning in volt en op welke frequentie in hertz. Tevens wordt het opgenomen vermogen in watt of voltampère (VA) vermeld of alleen de opgenomen stroom in ampère. Sinds enige tijd is het een Europees voorschrift, door alle EG-landen in hun eigen wetten opgenomen, om op het identificatieplaatje ook de maximale beveiligingsstroomsterkte te vermelden. Dit laatste dient om aan te geven dat er zich in het apparaat componenten bevinden die geen hogere nominale stroom mogen voeren. Denk hierbij aan dunne draden en kleine contacten, met name relaiscontacten.

Spoorwegen[bewerken | brontekst bewerken]

Historisch waren de meeste elektrische spoorwegen onder gelijkspanning, bv. 1500 V in Nederland en Zuid-Frankrijk en 3000 V in België en Italië; met de ingebruikname van hogesnelheidstreinen kwam echter veel hogere wisselspanning: 25 kV in de noordelijke helft van Frankrijk, in Luxemburg en op Belgische, Nederlandse, Spaanse en Italiaanse hogesnelheidslijnen, 15 kV in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk, enz.

AC[bewerken | brontekst bewerken]

In Angelsaksische landen is AC de aanduiding voor wisselstroom. De letters zijn de afkorting van de Engelse term alternating current. Op veel elektrische apparaten voor aansluiting op het elektriciteitsnet staat deze aanduiding op het typeplaatje aangegeven.

Het tegendeel, aangeduid met DC, direct current, is een gelijkspanning of batterijvoeding of de uitgangsspanning van de meeste voedingsblokken voor elektronische apparatuur. Op de schema's van elektronische toestellen, zoals radio en tv, wordt de voedingsspanning nog vaak aangegeven met B+, die refereert aan de eerste radio's die op batterijen werkten.

De begrippen spanning en stroom worden vaak door elkaar gebruikt om elektrische energie aan te geven.