Tibetaanse literatuur

Tibetaanse literatuur
Tibetaans བོད་ཀྱི་རྩོམ་རིག
Wylie bod kyi rtsom rig
Portaal  Portaalicoon   Tibet

Het begrip Tibetaanse literatuur is onder te verdelen naar drie verschillende omschrijvingen.

Definitie naar taal
Tibetaanse literatuur die in Tibetaans schrifttaal werd opgetekend, zowel als in talrijke Tibetaanse dialecten mondeling werd overgeleverd. Literatuur in het Tibetaans is voornamelijk in de Tibetaanse Autonome Regio en Tibetaanstalige gebieden in Qinghai, Gansu, Sichuan en Yunnan en in Mongolië, Ladakh, Nepal, Bhutan, Sikkim en de Tibetaanse nederzettingen van Tibetaanse ballingen verbreid. Een groot deel van de literatuur in het Tibetaans bestaat uit vertalingen, riteteksten, commentaren en filosofische verhandelingen van boeddhistische geschriften en literatuur, waaronder ook biografieën, wetenschappelijke verhandelingen en geschiedschrijving. De literatuur in het Tibetaans behelst verder veel mythen, sagen, sprookjes, legendes, liederen, opera's, spreekwoorden en gezegden.
Definitie naar etniciteit
Volgens de definitie naar etniciteit worden tot de Tibetaanse literatuur ook de teksten gerekend die door Tibetanen zijn geschreven in andere talen, vooral in het Chinees en het Engels.
Definitie naar thematiek
In de Volksrepubliek China behoren bovendien teksten die Tibet tot thema hebben, tot de Tibetaanse literatuur.
Definitie naar geografie
Literatuur uit TIbet en andere regio's waar Tibetanen wonen.

Volksliteratuur en mondelinge overlevering[bewerken | brontekst bewerken]

Aapafstammelingen van Zodang Gongpori
De Tibetaanse volksliteratuur (in de geromaniseerde weergaven van Wylie dmangs sgrung) kenmerkte zich sterk door mondelinge overlevering. De belangrijke mythe, over de ontstaansgeschiedenis van de Tibetanen, is voor veel Tibetanen zelfs voldoende om geloofd te worden als de historische Tibetaanse schreden op de aarde, en dus over het ontstaan van hun volk. Volgens deze mythe zou Chenrezig, de Tibetaanse naam voor Avalokitesvara, persoonlijk betrokken zijn geweest bij de creatie van de Aapafstammelingen van Zodang Gongpori. Twee heilige bergen in Tibet, de Zodang Gongpori en vooral de Kailash, spelen een hoofdrol in de ontstaansgeschiedenis en de legende verklaart de periode sinds de zondvloed tot het moment de apen zich hadden omgevormd tot mensen zonder haren en geen staart.
Muurschildering van koning Gesar
Het Epos van Gesar
Een ander groot voorbeeld uit de legendarische overlevering in de Tibetaanse literaire geschiedenis is het Epos van koning Gesar. Het is van zeer grote betekenis en geldt als hét nationale epos voor de Tibetanen. Het hoofdaandeel van deze teksten vormen sprookjes, sage en kluchten. Deze heldenliederen werden voornamelijk door professionele barden op volksfeesten voorgedragen. Er zijn verschillende versies, die in veel gevallen van boeddhisme doordrenkt zijn.
Oom Tompa
Onder de dagelijkse vertellingen vallen vooral de verhalen van Oom Tompa (eig. Tönpa) op. Hoewel in Tibet elke volwassene en elk kind deze verhalen kent, is deze figuur in het Westen relatief onbekend – mogelijk vanwege het gedeeltelijk grove, niet in het gebruikelijke cliché van Tibet passende inhoud.
Talrijke van deze vertellingen hebben een seksuele inhoud: zo probeert Oom Tompa meestal vrouwen uit de meest verschillende lagen van de samenleving in bed te krijgen, waaronder een koningsdochter, de buurvrouw en nonnen. Niet zelden neemt hij daarbij een loopje met de algemeen geldende regels.
Gekke yogi's
Geliefd zijn de verhalen van zogenaamde gekke yogi's, zoals Drugpa Künleg, die hun instructies op onconventionele wijze aan gewone mensen geven en daarbij vaak hun eigen begeertes en driften onthullen. Ook hier gaat het voor een deel om een seksuele inhoud, waarbij echter bij de lezer geen plezier maar afkeer opgewekt wordt. Daarnaast zijn er tamelijk lange sprookjes en korte, vaak grappige verhalen, waarvan af en toe de grap bij de Europese luisteraar niet vanzelf duidelijk wordt.

Oude literatuur (tot 950)[bewerken | brontekst bewerken]

Het tijdperk van de oude literatuur omvat alle literatuur die tot aan het einde van de Tibetaanse monarchie werd geschreven.

Ontwikkeling van het Tibetaanse schrift
Met de toenemende betekenis van het boeddhisme werd door minister Thonmi Sambhota onder de heerser Songtsen Gampo in het jaar 632 een Tibetaans schrift ontwikkeld. Hoewel de herkomst niet bewezen is, wijzen veel schrijvers op de overeenkomsten met het Khotanees schrift, de weergave van een Indo-Iraanse taal in Centraal-Azië. Dit gebied behoorde toen tot het Tibetaanse imperium en kende ook een Tibetaans bevolkingsdeel. Vermoedelijk is dit schrift daar verder ontwikkeld en in een ontwikkeld stadium in Centraal-Tibet ingevoerd. Het vroegste gebruik van het schrift betrof zonder twijfel uitsluitend administratieve en geschiedkundige doeleinden. Een deel van de Chinese teksten is in Tibetaans schrift geschreven; het omgekeerde kwam eveneens voor.
De Mahavyutpatti
Een belangrijk werk uit de 9e eeuw is de Mahavyutpatti, een Sanskriet-Tibetaans woordenboek met boeddhistische terminologie. Het is onder koning Tri Ralpachen samengesteld.
Dunhuang
In de oasestad Dunhuang in Gansu werd in het jaar 950 een grote bibliotheek met onder andere Tibetaanse, Oeigoerse en Chinese boeddhistische teksten ingemuurd om ze tegen vernietiging door moslims te beschermen. De Tibetaanse teksten uit de grotten van Dunhuang (de manuscripten van Dunhuang) en uit Hotan gelden als de oudste bewaard gebleven Tibetaanse boeken.
Ook de vernietiging van de boeddhistische literatuur van Gandhara en India kan voor het grootste deel alleen nog worden gecompenseerd met behulp van vertalingen van de Tibetaanse literatuur. De literatuur in het Tibetaans geldt als veruit de meest volledige vorm van tot ons gekomen boeddhistische tradities, die bovendien tot in het midden van de 20e eeuw door hun religieuze isolatie tot op het hoogste niveau bewaard konden blijven.

Klassieke literatuur (1000–1950)[bewerken | brontekst bewerken]

Het tijdperk van de klassieke literatuur omvat het grootste deel van de Tibetaanse teksten die tijdens de zogenaamde tweede verbreiding sinds de 11e eeuw ontstaan zijn.

De beschrijving en deels herinterpretatie van de grammaticale regels door Thonmi Sambhota had tot doel oude teksten beter begrijpelijk te maken en correcter vast te leggen. Ze vormt een niet onaanzienlijk bestanddeel van de klassieke literatuur.

Tekstsamenstelling[bewerken | brontekst bewerken]

Mongools, Tibetaans, Chinees en Mantsjoers schrift

Sakya Pandita (1182-1251) schreef de "Principes van de Indo-Tibetaanse scholastiek" (Tibetaans: mkhas pa 'jug pa'i sgo) en vertaalde de Spiegel van de poëzie (snyan ngag gi me long) van Dandin. Beide boeken zijn kenmerkend voor de normatieve regels van de tekstsamenstelling die toentertijd werden ingevoerd, en die tot 1950 van kracht bleven.

Aan de zesde dalai lama, Tsangyang Gyatso, worden talrijke gedichten (Tibetaans snyan ngag) toegeschreven, met vaak wereldse inhoud en van een hoog poëtisch niveau. Hij had zijn monnikengelofte teruggegeven en zich ook al snel uit de regeringszaken teruggetrokken.

Literatuur van de bön[bewerken | brontekst bewerken]

Er is een uitgebreide literatuur van de bön.[1][2]

Boeddhistische canonieke literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Kanjur en Tanjur in een kloosterbibliotheek

Door de invoering van het schrift in Centraal-Tibet werd de grootschalige vertaling van Indische werken in het Tibetaans mogelijk. Vanaf de 10e eeuw werden in meer dan driehonderd jaar talrijke teksten uit het Sanskriet vertaald die vervolgens in de canonieke verzameling Kangyur (bka' 'gyur; Vertaling van de Woorden) en de Tengyur (bstan 'gyur; Vertaling van de Leer) werden samengevat. Deze centrale religieuze literatuur, de Tibetaans boeddhistische canon, is in een bijzonder typte van de klassieke schrifttaal geschreven, die vermoedelijk grotendeels een weergave vormt van de kunstmatige standaardtaal waardoor de literatuur oorspronkelijk beïnvloed is.

Termaliteratuur
Vernieuwing wordt in de Tibetaans-boeddhistische literatuur aangereikt door de termaliteratuur (gter ma; schatten). Onderricht van grote meesters als Padmasambhava overleefden tijden van vervolgingen van het boeddhisme aan het eind van het 1e millennium doordat ze verborgen werden. Ze werden later herontdekt.
Daarnaast voltrekt de herontdekking zich eveneens via mentale, niet fysieke weg. Dat betekent dat schrijvers via meditatieve ervaringen teksten zien die zij optekenen. Het beroemdste voorbeeld hiervan is het Tibetaans dodenboek Bardo Thödol (bar do thos grol), dat Tibetanen Het Grote Boek van Natuurlijke Bevrijding door te Begrijpen in de Tussenstaat noemen.
Doordat er termaliteratuur voortgebracht wordt, bestaat er geen overeenstemming over de precieze grenzen tussen de afzonderlijke tijdperken in de Tibetaanse literatuur; dit temeer daar het vaak moeilijk is de teksten precies te dateren. Maar gezien taalgebruik en ontstaansmoment kan men de teksten tot de klassieke literatuur rekenen.
Standbeeld van Milarepa in de Milarepa Gompa in Nepal
Biografieën en religieuze gezangen
Enkele grote meesters hebben de religieuze gezangen beschreven; ze gelden als zeer fraaie literatuur. Deze begint met de door Milarepa overgeleverde Vajraliederen en duurt voort tot teksten zoals Onderrichting nuttig in het begin, in het midden en aan het eind van Patrul Rinpoche.
Biografieën (rnam thar) van grote meesters vormen een belangrijke tekstcategorie. Daar staan meestal tegelijkertijd de liederen in van de hoofdpersoon. De bekendste biografieën uit de Tibetaanse literatuur zijn die van Marpa, Milarepa en Tsang Nyon Heruka; deze worden anno 2000 nog steeds gedrukt en gelezen.

Geschiedschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

De Tibetaanse literatuur kan bogen op een reeks historiografische genres:

Tschötschung
Tschötschung (ཆོས་བྱུང་ chos byung) betekent geschiedenis van de leer. Het genre beschrijft hoe de boeddhistische leer of zijn bepaalde leertraditie in een land of regio verbreiding vond.
Debter
Debter (དེབ་ཐེར་ deb ther) is uit het Mongools ontleend; de term wordt gewoonlijk vertaald als annalen. Tot dit genre behoren slechts weinig teksten. Het bekendst zijn de Blauwe annalen van Gö Lotsawa Schönupäl (1392–1481), die al vroeg (1949) in het Engels vertaald werden door Gendün Chöpel en Joeri Rjorich. De Rode annalen en de Witte annalen behoren eveneens tot dit genre.
Täntsi
Het genre Täntsi (བསྟན་རྩིས་ bstan rtsis) beschrijft de berekeningen vanaf het eerste begin van de leer, waarbij doorgaans uitgegaan wordt van de geboortedag van Boeddha.
Logyü
Met Logyü (ལོ་རྒྱུས་ lo rgyus) worden voornamelijk de moderne historiografische teksten bedoeld.

Literatuur vanaf 1950[bewerken | brontekst bewerken]

Volksrepubliek China[bewerken | brontekst bewerken]

Kaalslag tussen 1950 en 1980[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Invasie van Tibet in 19501 zag de China het als haar taak de maoïstische ideologie radicaal op de Tibetanen over te brengen. Daar het Tibetaans echter in het geheel niet over een communistisch begrippenapparaat beschikte, werd er begonnen aan een intensieve productie van woordenboeken en van vertalingen, vooral beschrijvingen van de daden en richtlijnen van Mao Zedong; dit alles om de Tibetanen vertrouwd te maken met het communistische woordenschat en de communistische concepten. Tot aan het einde van de Culturele Revolutie in 1976 bleef de productie van Tibetaanse literatuur beperkt tot communistische teksten.

Een ander effect van de Culturele Revolutie was dat religie in Tibet tot opium van het volk werd betiteld, waarmee een hetze werd ontketend tegen alles dat met het boeddhisme te maken had. Een zeer groot aantal kloosters werd verwoest, geplunderd en verbrand. Tibet kende drie grote boeddhistische boekdrukkloosters, Derge, Potala en Narthang. Narthang werd tijdens de Culturele Revolutie volledig verwoest en Potala is tegenwoordig een door de autoriteiten gecontroleerd museumpaleis. Derge, het grootste drukkerijklooster ter wereld met 270.000 drukplanken met daarop gegraveerde teksten van het boeddhisme, van geschiedenis, geneeswijze en wetenschap bleef miraculeus gespaard.[3]

Niet alleen Narthang, maar ook duizenden andere Tibetaanse kloosters werden geplunderd, vernield of verwoest, waardoor literatuurschatten verregaand verloren zijn gegaan. Voor een deel konden teksten en boeken in ballingschap worden gereconstrueerd vanwege de traditionele traditie om teksten uit het hoofd te leren. Mao's dood in 1976 bracht verlichting voor de monniken, waardoor er vanaf de jaren tachtig onder invloed van Deng Xiaoping in de Tibetaanse literatuur ook weer plaats kwam voor wereldlijke thema's.

Aansluiting tot de moderne literatuur vanaf 1980[bewerken | brontekst bewerken]

Talrijke teksten die verloren waren gegaan, werden opnieuw in boekvorm gedrukt en er begon zich nog enigszins bedeesd in Westelijke zin een moderne schriftelijke verhaalliteratuur te ontwikkelen. Talrijke schrijvers publiceerden gedichten, vertellingen, korte verhalen en essays in meer dan honderd verschillende literaire tijdschriften.

Ook ontstonden nieuwe literaire genres. De literatuur sinds de jaren tachtig wordt ook wel als nieuwe of moderne literatuur (གསར་རྩོམ་, rtsom rig gsar pa) aangeduid. De schrijver Döndrub Gyäl geldt als de grondlegger van de nieuwe Tibetaanse literatuur.

Sinds de jaren tachtig zijn er enkele romans in het Tibetaans uitgebracht. Als eerste roman geldt de novelle Het Kruinjuweel (གཙུག་གཡུ), die Langdün Päljor Tsering nog tijdens de Culturele Revolutie schreef en in 1985 uitbracht in Lhasa. Twee andere succesvolle romans zijn Voorouders (མེས་པོ) uit 2000 en Nevel (མུག་པ) van de schrijver Tsering Döndrub.


Ondanks dat literaire teksten aan een strenge politieke censuur en ideologische dwang onderhevig zijn, biedt de nieuwe Tibetaanse literatuur schrijvers en lezers de mogelijkheid de problemen van de Tibetaanse maatschappij aan te snijden en zich te heroriënteren op de Tibetaanse identiteit. Deze ontkiemende literatuur wordt in het Westen nog nauwelijks waargenomen. Vertalingen van deze Tibetaanstalige auteurs bestaan anno 2007 alleen nog in het Engels en sinds kort ook in het Frans. Wel zijn er vertalingen van in het Chinees schrijvende Tibetaanse auteurs, zoals Tashi Dawa, A Lai en Sebo. Vooral het werk van A Lai uit Sichuan (Kham) is bekend. Intussen zijn er ook pogingen van Tibetaanse schrijvers uit vooral Qinghai (Amdo) om in het Engels te schrijven, iets dat onder Tibetanen in ballingschap al langer gebruikelijk is.[4]

Ballingschap[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren zestig gingen veel Tibetanen in ballingschap, voornamelijk in India en Nepal. Al snel ontstond er een uitgebreide emigrantenliteratuur die enerzijds zorgde voor behoud van Tibetaans boeddhistische literatuur en die anderzijds moderne wegen insloeg.

Engelstalig[bewerken | brontekst bewerken]

Niet in de laatste plaats om het Tibetaanse lot aan de wereld te onthullen, ontstond in ballingschap een tamelijk groot aantal biografieën en autobiografieën in het Engels, in eerste instantie van toonaangevende lama's en later ook van voormalige politieke gevangenen en slachtoffers van martelingen.

Er werden uitgeverijen opgericht die nagenoeg uitsluitend boeken over het thema 'Tibet' publiceerden. Tot bekende Tibetaanse schrijvers in het Engels die vanuit ballingschap publiceerden, behoren: Bhuchung D. Sonam, Tsering Wangmo Dhompa, Jamyang Norbu en Tenzin Tsundue.

Tibetaans[bewerken | brontekst bewerken]

De moderne Tibetaanse literatuur die zich sinds de jaren tachtig in Tibet zelf ontwikkelde, bereikte ook de Tibetaanse nederzettingen, overwegend door de aankomst van nieuwe vluchtelingen uit Amdo aan het eind van dat decennium.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Literature of Tibet van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.