Stormvloed van 1825

Stormvloed van 1825
De overstroming van 1825 in Lemmer, met op de achtergrond het logement Wildeman
Jaar 1825
Datum 3 tot 5 februari
Regio Noord Nederland en Vlaanderen (4 februari)
Doden 379

De Stormvloed van 1825 was een stormvloed die plaatsvond tussen 3 en 5 februari 1825 en grote schade veroorzaakte langs de Nederlandse, Duitse en Deense Waddenkusten en met name de oostelijke kust van de Zuiderzee. Ook Vlaanderen werd getroffen. In totaal vielen ongeveer 800 slachtoffers te betreuren. In de Nederlandse provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Utrecht en Holland leidde de stormvloed tot ernstige dijkdoorbraken en overstromingen waardoor 379 mensen het leven verloren. Hiervan vielen er 305 in de provincie Overijssel, 25 in de provincie Holland en 17 in de provincie Friesland.

Doorbraken en overstromingen[bewerken | brontekst bewerken]

In Friesland waren verschillende dijkdoorbraken in Lemsterland en bij Schoterzijl, waarna bijna de hele zuidelijke helft van de provincie en de veengebieden onder water kwamen te staan.[1] Bijna heel noordwest Overijssel overstroomde, mede door het overstromen van de Vecht. In deze streek vielen veel slachtoffers. Ommerschans en Heino bleven nog net gespaard, alsook een klein stuk bij Zwolle. In Groningen liep het Oldambt, Delfzijl en (door het doorbreken van de Reitdiepdijken) ook Paddepoel onder en kwam het water tot aan Appingedam en Siddeburen. Ook werden huizen op de punt van Reide weggespoeld. In Drenthe reikte het water tot Zuidwolde.[2] In Noord-Holland brak onder andere de dijk bij Durgerdam door; het herstel hiervan werd opgedragen aan Jan Anne Beijerinck.

In Vlaanderen waren er zes dijkbreuken ter hoogte van Dendermonde, de ergste schade was voor Grembergen. Op een gravure van 1825 van een Brusselse tekenaar T. Hubert is te zien dat het gebied dat nu opnieuw aangeduid staat als gecontroleerd overstromingsgebied op het Sigmaplan volledig onder liep. (Vlassenbroek - Grote en Kleine Wal, Zwijn, maar ook het Nieuwbroek en Blankaart). Ook te Hingene is de schade immens. Door de bres in het Hingense dorp Wintam, worden de dorpen Nattenhaasdonk, Wintam volledig, en de gemeenten Hingene, Bornem en Weert deels onder water gezet. Veel huizen begaven onder de druk van het water en er vielen 2 doden te betreuren. Deze overstroming was ook de doodsteek van het dorp Nattenhaasdonk, de parochiekerk Sint-Margaretha. verhuisde in 1828 naar het dorpscentrum van Wintam. Het ooit zo weelderige Nattenhaasdonk was een gehucht van enkele huizen geworden.

Nasleep[bewerken | brontekst bewerken]

Op 17 februari 1825 werd een 'Commissie tot besteding van 's rijksonderstand voor den watersnood' ingesteld door de Nederlandse regering. Ingekomen stukken en minuten van uitgaande stukken van deze commissie worden in het Nationaal Archief in Den Haag bewaard.

Ter nagedachtenis van de ramp werd in 1826 het Gedenkboek van Neerlands Watersnood in Februarij 1825 uitgegeven.

In Sint-Petersburg werden gelden ingezameld om de Nederlandse slachtoffers van de stormvloed te helpen. In november 1824 waren er in Sint-Petersburg ook hevige overstromingen geweest en grootvorstin Anna Paulowna was hiervan getuige. Toen een paar maanden later in februari het noodlot in Nederland toesloeg, waren veel mensen in Sint-Petersburg bereid geld te geven voor de Nederlanders. Op 14 februari 1825 bezocht Willem, de Prins van Oranje slachtoffers van de stormvloed in Amsterdam.

In Groningen en omringende streken brak door overstromingen het jaar erop een epidemie uit (vermoedelijk malaria). Deze zogenoemde Groninger ziekte leidde in de stad Groningen tot de sterfte van bijna 10% van de bevolking.[3]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie February 1825 Northsea flood van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.