Pieter de Bitter

Pieter de Bitter door J.W. Bloem

Pieter de Bitter (ca. 162015 juni 1666) was een Nederlandse kapitein van de Vereenigde Oostindische Compagnie. Op 12 augustus 1665 won hij de Slag in de Baai van Bergen tegen een Engels flottielje onder leiding van Thomas Teddiman.

Vroege jaren[bewerken | brontekst bewerken]

Van De Bitters vroege jaren en carrière is niets bekend. Hij wordt voor het eerst genoemd in 1653, tijdens de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog, als kapitein van de Mercurius. Dat schip is vlak voor de Slag bij Ter Heijde toegevoegd aan de vloot van Michiel de Ruyter. Tijdens de slag onderscheidde De Bitter zich door de Triumph het vlaggenschip van viceadmiraal James Peacock buiten gevecht te stellen, waarbij Peacock sneuvelde. Een uur later zonk de Mercurius, na onder de waterlinie te zijn geraakt. De Bitter en het grootste deel van zijn bemanning konden worden gered.

Tijd in de Oost[bewerken | brontekst bewerken]

In augustus 1655, tijdens de Portugees-Nederlandse oorlog, was De Bitter vlagkapitein op de Ter Goes van directeur-generaal Gerard Hulft, commandant van een vloot die vanuit Batavia de Portugese kolonie Ceylon moest aanvallen. Nadat Colombo was veroverd, werd De Bitter terug naar Batavia gestuurd om de Raad van Indië hiervan op de hoogte te stellen, maar ook te melden dat Hulft was gesneuveld.

In november 1656 werd De Bitter vice-commandeur onder Adriaan Roothaes, van een vloot die de Portugese havens langs de kust van Malabar moest blokkeren. In het voorjaar van 1657 keerde hij weer terug naar Batavia, om vervolgens in augustus van datzelfde jaar, opnieuw onder Roothaes, de Portugese kolonie Goa te blokkeren. Daarbij veroverde De Bitters vlaggenschip Terschelling de Santa Crux, gevuld met specerijen. De Bitter verduisterde een deel van de lading, waarvoor hij later gestraft werd.

Nadat deze vloot zich in november weer bij de hoofdmacht van Rijcklof van Goens had gevoegd, werd besloten om met een groot deel van de vloot de resterende Portugese bezittingen op Ceylon aan te vallen. De Bitter nam ook deel aan deze expeditie, als kapitein van de Salamander. Dit schip had, samen met de Naarden, de opdracht te Portugezen te misleiden door eerst naar het noorden te varen en pas daarna zich bij de hoofdmacht te voegen. Het plan mislukte echter, doordat ongunstige winden de schepen richting Maldiven drukten. De Bitter bereikte Colombo pas op 17 februari 1658, te laat om nog bij de verovering van Mannaar te helpen. Wel had hij aandeel in de verovering van Jaffnapatnam op 21 juni. Daarna werd hij opnieuw ingezet om de Raad te informeren.

Op 19 juni 1659, nog steeds dienend onder Roothaes, vertrok De Bitter met een flottielje van dertien schepen richting Goa. Bij de blokkade van de haven confisqueerde hij het Engelse schip de Constantinople Merchant op beschuldiging van smokkel.

In april 1661 werd De Bitter benoemd tot Inspecteur der Schepen en Meester-Ordonans in Batavia. Op 22 juli werd hij tot Commandeur benoemd van een vloot die, opnieuw, de taak had Goa te blokkeren. Op 3 januari 1663 was hij aanwezig bij de verovering van Cochin door Van Goens. De Bitter fungeerde als tijdelijk gouverneur van deze stad, tot zijn terugkeer naar Batavia op 12 mei 1664. Drie weken later, op 21 juni, werd hij als afgezant naar de koning van Siam, Narai de Grote, gestuurd, waar hij erin slaagde een verdrag met Siam te verlengen. Eind november was hij weer terug in Batavia.

Retourvloot[bewerken | brontekst bewerken]

In december werd De Bitter tot commandeur van de retourvloot benoemd. Tweemaal per jaar stuurde de VOC een vloot met geld en goederen vanuit Indië terug naar de Republiek. Omdat de spanningen met Engeland opliepen en een nieuwe oorlog dreigde, werd besloten een ervaren officier de leiding in handen te geven. Om het vaderland te steunen werd het een van de rijkste retourvloten ooit. Het was dus uiterst belangrijk dat de vloot niet in vijandelijke (lees:Engelse) handen zou vallen en De Bitter had dan ook geheime instructies gekregen om dat te voorkomen.

De vloot vertrok op 1e Kerstdag vanaf de rede van Batavia. Onderweg hoorde De Bitter dat de oorlog was uitgebroken en de Nederlandse vloot in de Slag bij Lowestoft een zware nederlaag had geleden. In nieuwe instructies van de Staten-Generaal stond dat De Bitter in een neutrale haven voor anker moest gaan en moest wachten tot de vloot weer op oorlogssterkte was en hem naar huis kon escorteren. Hij zocht zijn toevlucht in de haven van Bergen in Noorwegen, na eerst veiligheidshalve helemaal om de westkust van Ierland, Engeland en Schotland heen te zijn gevaren. De Engelsen schonden de neutraliteit van de haven en vielen op 12 augustus 1665 aan. De Bitter wist zijn manschappen tot een effectieve verdediging op te peppen en de aanval af te slaan. Op 19 augustus kwam een hulpvloot onder De Ruyter aan en op 23 augustus verliet de vloot Bergen richting patria.

De Bitter ontving talrijke beloningen van de Staten-Generaal en de VOC, waaronder twee gouden erekettingen. Hij werd, op 6 maart 1666, ook tot commandeur van de eerste volgende vloot naar Indië benoemd. Deze vloot vertrok op 15 april en twee maanden later overleed De Bitter aan boord van zijn vlaggenschip Hollandsche Tuyn voor de Afrikaanse westkust aan scheurbuik.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Michael Breet, 2007, Strijd om de VOC-miljoenen — Slag in de haven van het Noorse Bergen, 12 augustus 1665, Walburg Pers, Zutphen