Otters

Otters
Fossiel voorkomen: Mioceen[1]heden
Noord-Amerikaanse otter (Lontra canadensis)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Carnivora (Roofdieren)
Familie:Mustelidae (Marterachtigen)
Onderfamilie
Lutrinae
Bonaparte, 1838
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Otters op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren

De otters (Lutrinae) vormen een onderfamilie van in het water levende roofdieren uit de familie van de marterachtigen (Mustelidae). De onderfamilie bestaat uit dertien nog levende soorten, verdeeld over zes geslachten. De meeste otters hebben een slank lichaam met korte ledematen. Ze jagen voornamelijk op vis en kleine ongewervelde dieren.

In veel delen van de wereld zijn otters geheel of gedeeltelijk verdwenen uit hun natuurlijke verspreidingsgebied. Omdat sommige otters sleutelsoorten zijn die hun ecosysteem in balans houden, zijn al vele beschermingsprogramma's opgezet of initiatieven gestart om populaties te versterken door herintroductie.[2][3]

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Otters zijn langgerekte, slanke dieren met korte poten. Tussen de tenen zitten zwemvliezen. De staart is behaard en lang. Ook heeft hij zeer gevoelige tastharen rond de snuit en op de ellebogen. De meeste soorten hebben klauwen aan hun poten, met uitzondering van de soorten uit het geslacht Aonyx, die zeer gevoelige vingers hebben en hiermee naar prooidieren zoeken.

Otters hebben in hun vacht een dichte onderlaag van zachte haren en een bovenlaag, begroeid met lange dekharen. De luchtbellen die hierin blijven steken vormen een isolerende laag, die de dieren warm houden in het water.

Leefwijze[bewerken | brontekst bewerken]

Otters zijn over het algemeen viseters, die ook kikkers, kreeftachtigen en soms ook vogels en kleine zoogdieren eten. Ze eten voornamelijk langzamere vissoorten als paling. Otters hebben grote hoeveelheden voedsel nodig, omdat jagen en voortbewegen in het water veel energie kost.

Sommige soorten leven in groepen, maar de meeste otters zijn solitair. Otters zijn speelse dieren, die graag van modderoevers glijden, over elkaar heen springen en achter elkaar aan rennen of zwemmen. Zelfs de meest solitaire soorten spelen graag met soortgenoten. Territoria worden afgebakend met geurmarkeringen. Meestal worden uitwerpselen achtergelaten op opvallende plaatsen langs de oever. Sociale soorten gebruiken ook gezamenlijke latrines. Ook zit er een paar geurklieren aan de staartwortel, waarmee ze geuren achterlaten.

Verspreiding en leefgebied[bewerken | brontekst bewerken]

Otters komen op alle continenten voor, behalve Australië en Antarctica. Ze ontbreken tevens in het extreme noorden en in drogere streken als de Sahara. De soort met het grootste verspreidingsgebied is de otter. De meeste soorten leven in zoetwater, de zeeotter uit de noordelijke Grote Oceaan is aangepast aan het leven in zee.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Pauselijke aanbeveling[bewerken | brontekst bewerken]

In het 16de-eeuwse Visboeck van Adriaen Coenen vermeldt deze auteur - zie aldaar folium 122 - dat in zijn jaren volgens een pauselijk gebod de otter tot vis mocht worden gerekend. Hij schrijft: Desen Otter mach men op verbooden vleysdagen mede voor vische eeten int pausdom daer hy sijn ghebot heeft. En worden gegeten voor delyckate spise vande rijcke weeldige luyden. En worden wel in corsten gebacken en dan wel op de Vrijdach te moghen eeten. Iets dergelijks gold, in een meer beperkte mate, ook voor een bever. Wél wordt bij de voordracht van de bever iets meer duidelijk omtrent de pauselijke aanbeveling.

Want niet de gehele otter of bever mocht worden geconsumeerd maar slechts het achterste deel, de staart en de voeten, aldus een bron van die jaren. De historisch publicist en auteur Piet Spaans die zich heeft verdiept in het Visboeck van Adriaen Coenen loste inzake het bovenstaande met de opgedane kennis een raadsel op dat kenners van Hollandse en Vlaamse meesters tussen 1550 en 1700 reeds lang bezighield. Op een van hun stillevens met vissen kwam tevens een otter voor; men vroeg zich af wat toch de reden mocht zijn van diens aanwezigheid op dit stilleven. Via Adriaen Coenen kon Piet Spaans het antwoord geven op die reeds lang levende vraag.

Rivierotter