Lodewijk I van Anjou

Lodewijk I van Anjou
1339 - 1384
Lodewijk I van Anjou
Graaf van Maine
Graaf van Poitiers
Periode 1350 - 1384
Voorganger -
Opvolger Lodewijk II
Graaf / Hertog van Anjou
Periode 1356 - 1360 (graaf)
1360 - 1384 (hertog)
Voorganger -
Opvolger Lodewijk II
Heer van Guise
Periode 1360 - 1384
Voorganger Karel van Blois
Opvolger Lodewijk II
Graaf van Provence + Forcalquier
Periode 1382 - 1384
Voorganger Johanna
Opvolger Lodewijk II
Vader Jan II van Frankrijk
Moeder Bonne van Luxemburg

Wapen voor (links) en na 1382 (rechts)

Lodewijk I van Anjou (Kasteel Vincennes, 23 juli 1339[1] - Bari, 20 september 1384) was de tweede zoon van koning Jan II van Frankrijk en Bonne van Luxemburg.

Lodewijk werd in 1350 graaf van Poitiers, Anjou en Maine. In 1360 werd hij door zijn huwelijk heer van Guise, in 1370 hertog van Touraine en in 1382 werd hij ook graaf van Provence en hertog van Calabrië. Hij had tevens ambities om koning van Napels te worden.

Zijn kanselier sinds 1383 was de door de tegenpaus Clemens VII benoemde bisschop van Chartres, Jean le Fèvre.[2]

Lodewijk huwde in 1360 met Marie van Blois († 1404), vrouwe van Guise.[3] Hun drie kinderen waren:

  • Marie (1370-na 1383)
  • Lodewijk (1377-1417)
  • Karel (1380-1404)

Ambities voor het koninkrijk Napels[bewerken | brontekst bewerken]

De Anjous hadden het koninkrijk Napels geregeerd sinds Karel van Anjou, een jongere broer van Lodewijk de Heilige, er door toedoen van de paus in 1266 op de troon kwam.

In 1380 ontving Lodewijk I van Anjou de titel van troonopvolger van koningin Johanna I van Napels, die hem op 29 juni 1380 had geadopteerd. In een bul van 22 en 23 juli werd hij reeds erkend door de tegenpaus Clemens VII[4], die ze al in 1378 erkende als wettige paus tegenover paus Urbanus VI. Als tegenzet had Paus Urbanus VI haar geëxcommuniceerd en als leenheer van Napels afgezet als koningin en hertog Karel van Durazzo benoemd als rechtmatige koning van Napels onder de naam Karel III van Napels. Toen Karel van Durazzo hierop naar Napels trok , riep ze de hulp in van Lodewijk I van Anjou , die met een leger vertrok naar het koninkrijk Napels. Toen de expeditie van Lodewijk I van Anjou in het koninkrijk Napels arriveerde, slaagde Karel erin om via guerrillatactieken te vermijden dat Lodewijk de stad Napels veroverde. Lodewijk kreeg vervolgens bijstand van het leger van koning Karel VI van Frankrijk onder leiding van heer Engelram VII van Coucy, maar nog voor dit leger iets kon doen stierf Lodewijk in september 1384.

Voorouders[bewerken | brontekst bewerken]


Karel van Valois
(1270-1325)

Margaretha van Anjou
(1273-1299)
 

Robert II van Bourgondië
(1248-1306)

Agnes Capet
(1260-1325)
 


Keizer Hendrik VII
(1274-1313)

Margaretha van Brabant
(1276-1311)
 


Wenceslaus II van Bohemen
(1271-1305)

Judith van Habsburg
(1271-1297)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Filips VI van Frankrijk
(1293-1350)
 
 
 

Johanna van Bourgondië
(1293-1349)
 
 
 
 
 

Jan de Blinde
(1296-1346)
 
 
 

Elisabeth I van Bohemen
(1292-1330)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Jan II van Frankrijk
(1319-1364)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Bonne van Luxemburg
(1315-1349)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Karel V van Frankrijk
(1338-1380)
 

Lodewijk I van Anjou
(1339-1384)
 

Jan van Berry
(1340-1416)
 

Filips de Stoute
(1342-1404)
 

Johanna van Frankrijk
(1343-1373)
 

Maria van Frankrijk
(1344-1404)
 

Isabella van Frankrijk
(1348-1372)

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. A. Hellot (ed.), Chronique Parisienne anonyme du XIV siècle, Nogent-le-Rotrou, 1884, p. 181 (313). Gearchiveerd op 27 januari 2022.
  2. Barbara Tuchman, J.C. Sliedrecht-Smit, S. de Vries (1983), De waanzinnige 14de eeuw. Elsevier, Amsterdam/Brussel, p. 450. ISBN 90-10-04237-5.
  3. H. Morice, Mémoires pour servir de preuves à l'histoire ecclesiastique et civile de Bretagne, I, Parijs, 1742, coll. 1534--1537.
  4. J. Jouvenel des Ursins - D. Gothofredus, Histoire de Charles VI, roy de France, et des choses mémorables advenües de son règne, dès l'an MCCCLXXX jusques en l'an MCCCCXXII, Parijs, 1653, 2, pp. 542-544.