Lijst van gouverneurs van Britannia

Dit is een onvolledige lijst van Gouverneurs van Romeins Britannia. Britannia was in de Romeinse tijd een consulaire provincie. Dat betekent dat een gouverneur van Romeins Britannia eerst consul van Rome moest geweest zijn voordat hij in Britannia kon regeren. De consulaire rang kon worden bereikt als consul suffectus of ordinarius. Een aantal gouverneurs was consul ordinarius geweest. Zij komen ook voor op de lijst van Romeinse consuls tijdens het Keizerrijk. Latere gouverneurs konden ook van lagere, ridderlijke rang zijn.

Niet alle gouverneurs werden door Romeinse geschiedschrijvers vereeuwigd. Van een aantal komt het bewijs uit epigrafie of van andere bronnen, zoals de Vindolanda-brieven. Na het terugroepen van Gnaeus Julius Agricola in 84 kunnen de ambtstermijnen van de gouverneurs alleen indirect worden afgeleid. Anderen zijn onbekend en tegen de tijd van de splitsing van Britannia rond 213 in twee afzonderlijke provincies wordt de overlevering fragmentarisch.

Gouverneurs onder keizers[bewerken | brontekst bewerken]

Claudius, 43 - 69[bewerken | brontekst bewerken]

Vespasianus, Titus en Domitianus, 69 - rond 97[bewerken | brontekst bewerken]

Trajanus, 97 - 118[bewerken | brontekst bewerken]

Hadrianus, 118 - rond 135[bewerken | brontekst bewerken]

Antoninus Pius, Marcus Aurelius, Commodus en opvolgers, rond 138 - rond 197[bewerken | brontekst bewerken]

Septimius Severus, 197 - rond 207[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige bronnen vermelden nog een verdere gouverneur, een tweede Ulpius Marcellus. Hij zou een zoon van de eerste Ulpius Marcellus zijn geweest en rond 211 actief zijn geweest. Dit blijkt echter te zijn gebaseerd op een verkeerd gedateerde inscriptie. Het wordt nu algemeen aanvaardt dat deze inscriptie naar de eerdere Ulpius Marcellus verwijst. De twee zonen van keizer Septimius Severus, Caracalla en Publius Septimius Geta waren tijdens en onmiddellijk na hun vaders campagnes die plaatsvonden tussen 208 en 211 tot op zekere hoogte in het bestuur van de provincie actief.

Splitsing in Britannia Superior en Inferior rond 213[bewerken | brontekst bewerken]

Deze lijst gaat ervan uit dat de splitsing in Britannia Superior en Britannia Inferior van 213 of een jaar of twee eerder dateert.

Britannia Superior, rond 223 - 255[bewerken | brontekst bewerken]

Britannia Inferior, 213 - 269[bewerken | brontekst bewerken]

Verdere opdeling van de Britannia's na 290[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de wederopname van Britannia in het Romeinse Rijk werd het eiland door Diocletianus als Romeins diocees verder opgedeeld, dit keer in vier afzonderlijke provincies, Maxima Caesariensis in het zuidoosten met als hoofdstad Londen, Flavia Caesariensis in het oosten (hoofdstad Lincoln), Britannia Secunda in het noorden (hoofdstad York) en Britannia Prima in het westen (inclusief het hedendaagse Wales, hoofdstad Cirencester). Een vijfde provincie Valentia kan ook nog kort hebben bestaan, waarschijnlijk in het noorden. Elke provincie had een gouverneur van ridderlijke rang (een praeses). Zij stonden onder toezicht van een vicarius. Later in de vierde eeuw moest de gouverneur van Maxima Caesariensis van consulaire rang zijn. De onderstaande namen zijn de weinige die uit die tijd, die bijna 100 jaar besloeg tot omstreeks 408, bewaard zijn gebleven. In 408 trokken de Romeinen zich uit Britannia terug.

Vicarii, rond 319 - 406[bewerken | brontekst bewerken]

Gouverneurs[bewerken | brontekst bewerken]

Andere leiders in het Romeinse Britannia[bewerken | brontekst bewerken]

Usurpators en in Britannia wonende leiders van het West-Romeinse Rijk[bewerken | brontekst bewerken]

Militaire leiders[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Birley, A.R., The Roman Governors of Britain, Bonner Epigraphische Studien IV. 1967 PP. 63-102
  • Eck, W. - Pangerl A., Ein Diplom für die classis Britannica aus dem Jahr 93 n. Chr. unter dem Statthalter Vicirius Proculus, ZPE 165, 2008, blz. 227-231
  • Frere, S, Britannia, Routledge, London, 1987
  • Salway, P, Roman Britain, Oxford University Press, Oxford, 1986