Inlijving (Nederland)

Napoleon krijgt bij aankomst in Amsterdam, 9 oktober 1811, de sleutels van de stad overhandigd van burgemeester Willem Joseph van Brienen van de Groote Lindt, geschilderd door Mattheus Ignatius van Bree.[1]

De Inlijving was een periode in de Nederlandse geschiedenis waarin Nederland onderdeel uitmaakte van het Eerste Franse Keizerrijk. De Inlijving kwam tot stand na het formeel opheffen van het Koninkrijk Holland op 9 juli 1810 en duurde tot dat op 21 november 1813 het Soeverein vorstendom der Verenigde Nederlanden werd opgericht. De Nederlandse departementen stonden in het Frans bekend als départements réunis en de periode van de Franse bezetting werd als drukkend en vernederend ervaren door de Nederlandse bevolking.[2]

Zeeuws-Vlaanderen (onderdeel van het Scheldedepartement) en een groot deel van het huidige Nederlands-Limburg (Departement Nedermaas) waren al in 1795 bij Frankrijk ingelijfd. Dit artikel behandelt de inlijving van de rest van Nederland.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Annexatie[bewerken | brontekst bewerken]

Met de korte Britse bezetting van Walcheren in 1809 was koning Lodewijk Napoleon bij zijn broer in ongenade gevallen. Hij verbleef vier maanden bij zijn broer in Frankrijk en aldaar werd hij onder druk gezet om zich te conformeren aan het belang van het keizerrijk. In maart 1810 legde Lodewijk Napoleon zich neer bij de eisen van Napoleon. De voormalige provincies Zeeland en Brabant werden door Frankrijk geannexeerd en twintigduizend Franse troepen gingen de Nederlandse kusten bewaken. Het was slechts uitstel van executie, want op 9 juli 1810 werd bij keizerlijk decreet het Koninkrijk Holland opgeheven.[3]

Er reisde een commissie van dertig Nederlandse notabelen af naar Parijs die Napoleon terzijde wilde staan in het tot stand brengen van de Inlijving van het Koninkrijk Holland. Hun suggesties werden bruut van tafel geveegd door de Franse keizer en de napoleonistische maatregelen werden meedogenloos ingevoerd.[4] De tot dan toe werkende constitutie werd vervangen door de Franse grondwet van 1804 en de stad Amsterdam werd in navolging van Parijs en Rome de derde hoofdstad van het keizerrijk. De Nederlandse universiteiten van Leiden en Groningen gingen onderdeel uitmaken van de Keizerlijke Universiteit. Aanvankelijk zou maar één universiteit in de Nederlandse departementen gehandhaafd blijven, maar de Fransen waren dermate gecharmeerd van Groningen dat ze deze de universiteit lieten behouden.[5] Daarnaast werd in Nederland de Code Napoléon ingevoerd.[3]

Hervormingen[bewerken | brontekst bewerken]

Het vertrek van de Garde d'Honneur uit Amsterdam. De conscriptie voor de Garde d'Honneur raakte de welgestelde Nederlandse klasse waardoor deze vervreemdde van het Franse gezag.[6]

Ten tijde van de periode van de Inlijving werden de burgerlijke stand, het burgerlijk huwelijk, het kadaster en de Kamers van Koophandel geïntroduceerd in de departementen. Ook de voorheen streekgebonden maat- en gewichtenstelsels werden gestandaardiseerd door middel van het Franse Metriek stelsel. Daarnaast werd in 1810 de tiërcering van de rente van de staatsschuld doorgevoerd, een maatregel die Rutger Jan Schimmelpenninck, noch Lodewijk Napoleon hadden willen doorvoeren. De tiërcering was waarschijnlijk een noodzakelijke maatregel om de staatsfinanciën te saneren. Het Continentaal stelsel werd met de Franse inlijving geëffectueerd en door de toelating van de Nederlandse departementen tot de tolunie van Frankrijk zorgden voor een zwaar verlies voor handel en bedrijf. De Fransen zagen de Nederlandse departementen dan ook primair als een wingewest.[7] Daarnaast werd er een moderne politiemacht gevormd die het oude traditioneel stedelijke model verving. Hiermee werd de controle van de centrale regering over de steden enorm vergroot.[8]

Eén van de meest impopulaire maatregelen was de invoering van de dienstplicht.[6] Voor de veldtocht naar Rusland van Napoleon werd er op grote schaal soldaten gerekruteerd voor het Grande Armée en de noodlottige afloop van deze veldtocht leidde tot een nieuwe conscriptieronde. In de drie jaar dat de Nederlandse departementen onderdeel waren van het keizerrijk werden 31.595 Nederlanders opgenomen in het Franse leger.[9] De dienstplicht leidde tot veel protesten in de departementen en was de belangrijkste bron van protest ten tijde van de Inlijving. Deze onrust was ook over het hele land verspreid.[10]

Bezoek van Napoleon[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 23 september en 31 oktober 1811 bracht keizer Napoleon een bezoek aan de Nederlandse departementen en de tocht die hij door deze departementen maakte verliep uiterst efficiënt. Hij arriveerde in het Zeeuwse Cadzand en tot de dag dat hij bij Grave het huidige Nederland verliet had hij zo'n veertig plaatsen bezocht. Gedurende de rondreis deed Napoleon diverse militaire inspecties. Hij verbleef voor een periode van twee weken in Amsterdam en in deze periode verbleef hij in het Paleis op de Dam waar hij verschillende keizerlijke decreten uitvaardigde voor het Nederlandse bestuur.[11]

Einde[bewerken | brontekst bewerken]

Napoleon kreeg een zware slag te verduren door de door hem verloren Slag bij Leipzig. In nasleep van deze slag trokken Russische kozakken en Pruisische soldaten de Nederlandse departementen binnen en dat gebeurde nog voor er in Nederland initiatieven ontstonden om het Franse bestuur af te zetten. Op 14 november ontruimde de Franse bevelhebber Amsterdam en kwam de stad in handen van de Nationale Garde. Met hen vertrok ook gouverneur-generaal Charles-François Lebrun en deze bereikte in elf dagen Parijs.[12] Job Seaburne May organiseerde hierop in Amsterdam een volksoproer wat zich richtte op de tegen de symbolen en gebouwen van de bezetter.[13] In het machtsvacuüm dat was ontstaan na het vertrek van de Fransen riep het Driemanschap van 1813 op 21 november 1813 het Soeverein vorstendom der Verenigde Nederlanden per proclamatie uit.

Demografie[bewerken | brontekst bewerken]

De bevolking van de Nederlandse departementen bedroeg, exclusief Oost-Friesland, in 1811 een inwoneraantal van 1.605.277. De grootste stad van de départements réunis was Amsterdam met ongeveer 200.000 inwoners. De tweede stad van het land was Rotterdam met circa 60.000 inwoners.[14]

Bestuur[bewerken | brontekst bewerken]

Dagelijks bestuur[bewerken | brontekst bewerken]

Portret van Charles-François Lebrun als Thesaurier-generaal in 1807, geschilderd door Robert Lefèvre.
Zie Nederlandse regering tijdens de Franse tijd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Inlijving van Nederland stuurde Napoleon de Franste staatsman Charles-François Lebrun als gouverneur-generaal naar het voormalig Koninkrijk Holland toe om daar de leiding op zich te nemen. De regering van de Nederlandse departementen bestond uit zowel Franse als Nederlandse functionarissen.[15] Aanvankelijk was het plan dat de algemeen-Hollandse bestuurslaag geheel zou verdwijnen en dat de Nederlandse departementen op een zelfde manier geleid zouden worden als de Franse, maar door de korte Franse overheersing kwam het nooit zo ver en werden de Nederlandse departementen als een geheel bestuurd.[12]

Ten tijde van de Franse overheersing zag de regering er als volgt uit:

Bestuurlijke indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Kaart van de Franse departementen in het huidige Nederland en België

Na de Franse bezetting kwamen de departementen van het Koninkrijk Holland in handen de van de Fransen en op 9 juli 1810 bestonden de départements réunies uit de volgende departementen:

Deze departementen werden geleid door een prefect en de departementen waren onderverdeeld in verschillende arrondissementen en Kantons. Zowel Brabant als Zeeland vielen niet onder de leiding van Lebrun, omdat deze regio's al eerder geannexeerd waren door het Franse keizerrijk.[16] Dat waren de departementen:

Militair[bewerken | brontekst bewerken]

Door de Inlijving veranderde ook de militaire structuur in de Nederlandse departementen. De départements réunis werden in twee militaire divisies onderverdeeld. Deze besloegen meerdere departementen en hadden een divisiegeneraal aan het hoofd. De soldaten in deze divisies waren verantwoordelijk voor de verdediging van dat gebied, de handhaving van de openbare orde, de naleving van de dienstplichtwetten en de handhaving van het Continentale stelsel. De divisiegeneraals die aan het hoofd van deze divisies stonden waren Gabriel Jean Joseph Molitor en François Durutte.[17]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]