Inkt

Een fles rode vulpeninkt

Inkt is een vloeibaar kleurmiddel dat gebruikt wordt om te schrijven of om te drukken. Meestal is inkt zwart of blauw, maar er bestaan ook anders gekleurde inkten. Inkt voor persoonlijk gebruik zit in een inktpot en verschijnt onder aanduidingen als schrijfinkt, vulpeninkt en schoolinkt.

In strikte zin is inkt een oplossing of colloïdale oplossing van kleurstoffen. In die zin verschilt inkt van verf, dat bestaat uit een smeersel met pigmenten.

Er bestaan verschillende soorten inkt:

Alleen de koningsblauwe inkt is uitwasbaar (op waterbasis). Alle andere kleuren, dus ook donkerblauw, zijn permanente inkten en derhalve niet gemakkelijk uit bijvoorbeeld kleding te wassen.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste inkten waren in gebruik bij de Chinezen en de Egyptenaren en later bij de Arabieren. Ze dateren van 500 v.Chr. of ouder en ze waren gebaseerd op roetdeeltjes die in suspensie werden gehouden door gom of hars. De zwarte pigmenten roet of lampenzwart kon onder meer worden verkregen door onvolledige verbranding van dierlijke sappen of plantaardige oliën, zoals sesamolie en Chinese houtolie. Ook werden wel gedolven olie gebruikt, met name creosoot. Men noemde deze inkten naar het Griekse woord encaustum, wat inkrabben of ingekookt betekent. Hiervan is het Franse woord encre van afgeleid. Het Nederlandse woord inkt is afgeleid van het Latijnse woord tinctum, wat geverfd betekent. Wie deze inkten ontdekt heeft, is niet bekend. Voorts kende men bister-inkt dat bestond uit teerhoudend roet van verbrand harshoudend hout. Ook kende men sepia-inkt. Dit soort inkten bestond al rond 500 v.Chr en werden als enige zwarte inkt gebruikt tot 300 na chr.[1]

De ijzer-gallusinkt, ook wel ferrotannine-inkt of ijzergalnoteninkt, werd rond de 11e eeuw ontdekt. De recepten van deze inkten zijn gevonden in geschriften uit de kloosters. Ze worden gevormd door een reactie van looizuur, dat in galappels aanwezig is, met een metaalzout, ijzer(II)sulfaat of koper(II)sulfaat. De kleur ontstond echter pas wanneer de inkt aan de lucht werd blootgesteld. Daarom voegde men kleurstoffen als blauwhout, indigo en sepia toe om de inkt al enige kleur te geven. De inkt bevatte echter ook zuren die bij de reactie ontstonden of die eraan toegevoegd werden om bezinken van de inktdeeltjes te voorkomen. Deze zuren leidden op termijn tot de aantasting van de ondergrond, de zogenaamde inktvraat.

Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw verschenen inkten op basis van anilinekleurstoffen en op basis van synthetische alizarine. Tal van synthetische kleurstoffen zoals anilineblauw, methyleenblauw, eosine, nigosine en methylviolet werden nu toegepast.