Graafschap Artesië

Voor de streek, zie Artesië (streek)
Graafschap Artesië
Comté d'Artois
Gewest van de Habsburgse Nederlanden (1556-1659)
9e eeuw – 1659 Provincie Artesië 
(Details) (Details)
Kaart
Artesië in 1350
Artesië in 1350
Algemene gegevens
Hoofdstad Atrecht
Talen Oudnederlands, Middelnederlands, Frans
Regering
Regeringsvorm Graafschap
Staatshoofd Graaf
Plv. staatshoofd Stadhouder
Topografische kaart van het graafschap Artesië in de late 14e eeuw.

Het graafschap Artesië (Frans: comté d'Artois) is een voormalig graafschap in Frankrijk en was een van de Zeventien Provinciën in de 16e eeuw. Het kerngebied was de streek rond Atrecht (Frans: Arras). Het territorium kwam ongeveer overeen met het oostelijke en noordelijke deel van het huidige departement Pas-de-Calais. Het graafschap Artesië maakte geruime tijd deel uit van de Bourgondische Nederlanden, en was daarna van 1659 tot aan de Franse Revolutie een zelfstandige Franse provincie. De hoofdstad van dit departement (en vroeger van het graafschap en de provincie) is Atrecht.[1]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Oudheid[bewerken | brontekst bewerken]

De naam Artesië is ontleend aan de Keltische stam van de Atrebaten, die in de oudheid gevestigd waren in een gebied dat ruwweg het historische Artesië omvat. Julius Caesar versloeg de Keltische stammen tijdens de Gallische Oorlogen in de 1e eeuw v.Chr. en maakte van het gebied een Romeinse civitas: de Civitas Atrebatium met als hoofdstad Nemetacum (Atrecht). De civitas was onderdeel van de Romeinse provincie Belgica. Onder de Romeinen waren de schapenteelt en de wolproductie in het gebied van grote betekenis.

Middeleeuwen[bewerken | brontekst bewerken]

Artesië duikt in de 9e eeuw opnieuw op als een Karolingische gouw (pagus Atrebatensis), met als eerste graven Odalric en Ecfrid die de basis leggen van het graafschap. Het was omgeven door het graafschap Bonen (Boulogne) en graafschap Ternaas in het westen, Picardië (graafschap Vermandois) in het zuiden, het rijksbisdom Kamerijk in het oosten en het graafschap Vlaanderen in het noorden. Vooral dat laatste buurland was machtig en heeft de geschiedenis van Artesië sterk beïnvloed. In 932 werd Artesië veroverd door graaf Arnulf I van Vlaanderen en bleef lange tijd bij Vlaanderen ingelijfd.

In 1191 stond de Vlaamse graaf Boudewijn de Moedige de rechten op Atrecht, Lens, Sint-Omaars (het latere graafschap Artesië) en Boulogne af aan Filips II August van Frankrijk. Zo verkreeg hij zijn toestemming om als graaf te worden erkend. In 1223 werd het een deel van het Franse kroondomein, maar al in 1226 liet koning Lodewijk VIII het bij testament na aan zijn tweede zoon Robert als apanage, en in 1237 werd het omgevormd tot graafschap met Robert (sindsdien Robert I van Artesië) als graaf. Door een reeks van huwelijken en erfenissen kwam Artesië in 1382 toe aan Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen. Artesië ging samen met Vlaanderen over op Lodewijks dochter Margaretha van Male, die in 1369 met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, in het huwelijk was getreden. Vanaf dat moment is Artesië opgenomen in het Bourgondische rijk en deelde het voor enkele eeuwen dezelfde geschiedenis als de rest van de Nederlanden.

Na de dood van Karel de Stoute in 1477 trachtte koning Lodewijk XI alle Bourgondische lenen onder de Franse kroon in te palmen. Artesië werd een twistappel tussen keizer Maximiliaan I en de Franse koning. In 1477 werd het ingelijfd bij Frankrijk (omdat Karel de Stoute geen mannelijke opvolger had). Na een eerste (vergeefse) oorlog tegen Frankrijk in 1482 startte Maximiliaan in 1483 een tweede oorlog tegen Frankrijk. In 1493 kwam er bij de Vrede van Senlis een einde aan de onenigheid en kwam Artesië weer onder Habsburgs-Bourgondisch bewind, hoewel de bepaling van de Vrede van Atrecht bevestigd werd die regelt dat Filips de Schone - die nu zelf de regering van zijn vader overneemt - leenhulde moest brengen aan de Franse koning voor Artesië en Vlaanderen.

Zie ook: lijst van graven van Artesië

Spaanse periode[bewerken | brontekst bewerken]

graafschap Artesië in het Bourgondische rijk

Het leenheerschap van de Franse koning zat de Habsburgers niet lekker. Na de vroegtijdige dood van Filips werd zijn zuster Margaretha van Oostenrijk voogdes voor de jonge Karel V en zij trachtte te voorkomen dat deze ook zijn knie moest buigen. Karel, die zelf later keizer van het Heilige Roomse Rijk werd, was in Gent geboren. Op papier was dat dus nog steeds buiten het keizerrijk en moest hij een eed zweren aan de Franse koning dat hij hem zou bijstaan in de strijd tegen zichzelf... Er ontstond opnieuw een conflict met de voogdes van de eveneens jonge Franse koning.

In 1526 ontsloeg de Franse koning Karel V van de verplichting tot leenhulde voor Artesië en Vlaanderen. Hoewel pas in 1559 de grens tussen Frankrijk en het keizerrijk - voornamelijk op papier - werd verlegd, werd Artesië omgevormd tot een provincie van de Habsburgse Nederlanden en kreeg nieuwe structuren zoals de Staten van Artesië, de Raad van Artesië en een nieuw belastingsysteem. Het bleef ook tijdens de Tachtigjarige Oorlog lang in Spaanse handen.

Artesië speelde een belangrijke rol aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Samen met Henegouwen nam Artesië het initiatief tot de zuidelijke Unie van Atrecht. Hoewel de Vlaamse en Brabantse steden de kant van de noordelijke Unie van Utrecht kozen, was de scheuring van de Nederlanden begonnen, met een noordelijk deel dat streefde naar onafhankelijkheid van de Spaanse koning en een zuidelijk deel dat bij het Spaanse rijk wilde blijven.

Franse periode[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog werd Artesië op het Leger van Vlaanderen (de "Spanjaarden") veroverd door de Fransen, die hierbij vanwege de anti-Spaanse sympathieën in de provincie weinig weerstand ondervonden. Bij de Vrede van de Pyreneeën in 1659 werd Artesië definitief aan Frankrijk toegewezen. Henegouwen werd hierbij definitief aan de Habsburgse Nederlanden toegewezen. De provinciale structuren uit de Habsburgse tijd bleven behouden en werden bevestigd door Lodewijk XIV, wat Artesië een relatief gunstige situatie binnen het Franse koninkrijk opleverde.

De provincie Artesië werd aan het einde van de 18e eeuw opgeheven bij de administratieve hervormingen ten tijde van de Franse Revolutie en ging op in het departement Pas-de-Calais.

Eerste Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

In de Eerste Wereldoorlog is er in de regio zwaar gevochten tussen Duitse en Canadese soldaten, vooral in het oostelijk deel. Een aantal dorpen en steden werd daarbij grotendeels verwoest (bijvoorbeeld Ablain-Saint-Nazaire, met een bewaarde ruïne van de oude kerk). Over de streek verspreid liggen talrijke soldatenkerkhoven, zoals de begraafplaats van Notre-Dame-de-Lorette.

Economische bloei[bewerken | brontekst bewerken]

Artesië: landschap in de buurt van Delettes.

Artesië kende in de tweede helft van de middeleeuwen een bloei van de lakenindustrie (12e en 13e eeuw) en later van de tapijtweverij (14e en 15e eeuw). Daarnaast beschikt Artesië van oudsher over veel leemgronden, die bijzonder vruchtbaar zijn en veel water kunnen opnemen. Daardoor was het een belangrijke graanleverancier in de middeleeuwen, onder meer naar het dichtbevolkte graafschap Vlaanderen. De vruchtbare grond wordt vandaag nog altijd geëxploiteerd in grote landbouwpercelen met vaak graangewassen. Deze grond is door schaalvergroting en het verdwijnen van bermen vandaag erg onderhevig aan erosie.

Historische taalsituatie[bewerken | brontekst bewerken]

Universiteit van Lens

Artesië lag sinds de ondergang van het Romeinse rijk in het contactgebied van Germaans- en Romaanstaligen, met een sterke Frankische en Saksische aanwezigheid in het noorden (waar zich Nederlandse of Vlaamse dialecten ontwikkelden) en een Romaanstalige in het zuiden (waar zich Picardische en Franse dialecten ontwikkelden). Het gebied met Germaanse dialecten strekte zich oorspronkelijk verder uit naar het westen in het voormalige graafschap Boulogne. Reeds zeer vroeg is een romanisatieproces merkbaar van zuid naar noord, zodat de streek nog voor de annexatie door Frankrijk haast volledig op het Frans was overgeschakeld (dit in tegenstelling tot Frans-Vlaanderen). De oude taalverhoudingen laten zich nog goed reconstrueren aan de hand van de toponiemen in het gebied.

Het noordelijkste deel (rond Calais, Ardres, Ouderwijk (Audruicq) en ten noordwesten van Sint-Omaars) stond bekend als Vlaams Artesië en was het langst Nederlandstalig, in elk geval tot en met de hoge middeleeuwen en verspreid ook nog lang daarna. In dit gebied komen niet alleen Frankische toponiemen voor op -inghem of –inghen, die teruggaan tot de Karolingische periode, maar ook toponiemen op –hove, als Polincove (Polinkhove), Ostove (Oosthove, bij Audruicq) of –kerke, als Zutkerque (Zuidkerke), Nortkerque (Noordkerke), die teruggaan op de periode van de grote ontginningen in de 12e en 13e eeuw.

Plaatsnaam Picquendal ("Pikkendal") met een herkenbaar Germaans-Nederlandse oorsprong en klankevolutie in centraal Artesië

Meer naar het zuiden, rond Terwaan, werd in vroeger tijden eveneens op veel plaatsen Oudnederlands gesproken, maar hier heeft het romanisatieproces zich veel vroeger doorgezet. Men vindt er vooral nog toponiemen op de Germaanse uitgangen –inghem (bijvoorbeeld Matringhem) en -hem (bijvoorbeeld Dohem, Westrehem), of Gallo-Romeinse toponiemen met een Germaanse (Nederlandse) klankevolutie, bijvoorbeeld plaatsnamen op -ecq(ues) (die teruggaan op –acum, en in een Romaanse klankevolutie anders –ai of –igny opgeleverd zouden hebben), bijvoorbeeld Ecquedecques, Coyecques. Daarnaast zijn er in dit gebied ook veel plaatsnamen uit de periode van de grote ontginningen in de 12e of 13e eeuw of daarna die zonder uitzondering Romaans (Frans) zijn.

Sommige oude Germaanse plaatsnamen hebben een Saksisch karakter en doen denken aan Engelse plaatsnamen, in het bijzonder de plaatsnamen op -incthun en –thun, bijvoorbeeld Audincthun en Landrethun (vgl. Engelse plaatsnamen op –ton of –ingdon zoals Brighton en Abingdon). Zij zijn het resultaat van een zesde-eeuwse Angelsaksische immigratiebeweging, met als centrum de verdwenen handelsstad Quentowic - in de negende eeuw door de Noormannen verwoest en daarna opgegeven - op de Canche bij Montreuil (Monsterole).

Door de Vlaamse aanwezigheid toen het gebied deel uitmaakte van de Bourgondische Nederlanden maar ook door de blijvende handelscontacten met het Noorden van daarna hebben verschillende plaatsnamen een Vlaamse variant, die in het verleden al dan niet vaak voorkwam. Voorbeelden zijn Kales (Calais), Bonen en/of Beunen/ Buenen (Boulogne), Zandgate (Sangatte), Witzande (Wissant), Hosden (Houdain), Kaap Blankenes (Cap Blanc-Nez) en Kaap Zwartenes (Cap Gris-Nez). Sommige "Vlaamse" namen zijn latere reconstructies, zoals Heusden (Hesdin), Heusdenne (Hesdenne of Hesdres), Heusdenaar (Hesdigneul), Leusden (Lesdain) en Leusder'en (Lesdins).

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Graafschap Artesië van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.