Geschiedenis van Nijmegen

Dit artikel geeft een overzicht van de geschiedenis van Nijmegen.

Oudste sporen[bewerken | brontekst bewerken]

Nijmegen is naast Maastricht, Voorburg en Heerlen een van de vier steden die de titel oudste stad van Nederland claimen. In het jaar 2005 werd het 2000-jarig bestaan van de stad en het 1900-jarig bezit van stadsrechten gevierd. Sporen van bewoning zijn al bekend uit het Neolithicum, de midden en late bronstijd en (ten noorden van de Waal) uit de midden en late ijzertijd.

Romeinen[bewerken | brontekst bewerken]

Schematische weergave van Oppidum Batavorum/Batavodurum (1e eeuw)
Schematische weergave van Ulpia Noviomagus Batavorum (2e eeuw)
Zie Ulpia Noviomagus Batavorum voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Nijmegen is ontstaan als Romeins administratief en economisch centrum ten behoeve van de Bataven, en heette eerst Oppidum Batavorum, gelegen op het moderne Valkhof. De oudste Romeinse resten zijn die van een groot castrum op de Hunnerberg uit 15 v.Chr. Dit castrum is slechts enkele jaren in gebruik geweest, waarna het werd vervangen door een commandocentrale op de Kopse Plateau. De resten van het, voor zover bekend, oudste stenen gebouw in Nederland werden in 2005 gevonden op enkele kilometers ten westen van de Hunnerberg.

Doordat de verovering van Germanië was mislukt na de verpletterende Romeinse nederlaag in het Teutoburgerwoud (9 n.Chr.), werd duidelijk dat de Rijn voorlopig de grens van het Romeinse Rijk zou blijven, en Oppidum Batavorum een grenspost die versterkt moest worden. Er werd een permanent legerkamp op het Kops Plateau gebouwd, dat kleiner was dan het Hunnerbergse castrum. Tussen 10 n.Chr. en 69 n.Chr. ontwikkelde Oppidum Batavorum zich tot een nederzetting van Gallo-Romeinse handwerkslieden, handelaren, ambtenaren en magistraten. De Bataafse nederzettingen bevonden zich ten noorden van de Waal bij Lent en Oosterhout, waar vele vondsten uit de Romeinse tijd zijn gedaan. Belangrijk is in dit verband de zogenoemde Godenpijler, die door de Maastrichtse stadsarcheoloog Titus Panhuysen op 17 n.Chr. wordt gedateerd, wat overeenkomt met het beëindigen van de campagnes van Germanicus tegen de Cherusken. Uit deze zuil en de vondsten op het Kopse Plateau kan worden geconcludeerd dat zich in Romeins Nijmegen een belangrijke Romeinse commandocentrale heeft bevonden. Tijdens de Bataafse Opstand onder Julius Civilis in 69 n.Chr. werd de nederzetting samen met de praetorium op het Kopse Plateau vernietigd.

Na de Opstand van de Bataven werd op de Hunnerberg Legio X Gemina pia fidelis gevestigd, dat uit vele vondsten bekend is. Langs de Waal waar nu het Waterkwartier ligt, ontstond een nieuwe nederzetting die van de Romeinse keizer Trajanus (oorspronkelijk van Itálica, Spanje) tussen 98 n.Chr. en 102 n.Chr. onder de naam Ulpia Noviomagus Batavorum stadsrechten kreeg. Na het vertrek van het legioen werd op de Hunnerberg voortaan een klein detachement soldaten gelegerd, tot het castrum rond 175 definitief ontruimd werd.

In de 2e eeuw na Christus maakte Noviomagus een bloeiperiode mee. Het was met een bevolking van 5000 tot 6000 de grootste stad op het grondgebied van het huidige Nederland. Het zou hierna duizend jaar duren voordat in Nederland een andere stad (Utrecht) dat inwonertal haalde. De oppervlakte bedroeg volgens schattingen 40 hectare. Noviomagus was de hoofdstad van wat de Romeinen de Civitas Batavorum ("het Bataafse stamgebied") noemden.[1]

De ontruiming van het castrum bracht uiteindelijk stagnatie en verval, ook omdat rond dezelfde tijd de Gouden Eeuw van Rome eindigde en het Romeinse Rijk een moeilijkere periode in ging. Rond het jaar 180 moet er een grote brand in Noviomagus hebben gewoed, al is de oorzaak onbekend. De uitbraak van de crisis van de derde eeuw betekende de doodssteek voor Noviomagus, dat in de loop van de crisis verlaten werd. Van de oude stad zijn tot op heden twee naast elkaar gelegen tempels en de restanten van wat mogelijk een badgebouw was teruggevonden.[1]

Tijdens het Dominaat werd er in het Romeinse Rijk orde op zaken gesteld. Rond het jaar 325 werd er een nieuwe versterking gebouwd op het huidige Valkhof, een castellum (fort) met grachten, waar een eenheid Frankische hulptroepen gelegerd werd. Nadat de Romeinen Noviomagus hebben verlaten, resteerde een kleine handelsnederzetting aan de Waal.[2]

Frankische tijd[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook Valkhof.

Aan het begin van de vijfde eeuw verdwenen de Romeinen uit Nijmegen. Hoewel schriftelijke bronnen ontbreken en er vooralsnog mondjesmaat archeologische bewijzen voorhanden zijn, mag aangenomen worden dat het fort, de nederzetting en de omgeving in Frankische handen kwamen.[3] Wel is in Nijmegen een Merovingische muntenschat gevonden. Omdat van Karel de Grote gezegd wordt dat hij een palts bij Nijmegen liet bouwen, wordt de stad weleens aangeduid als keizerstad. Het is echter omstreden wat Karel de Grote in Nijmegen heeft gedaan. Hij zou rond 770 op het Valkhof een palts (paleis) hebben laten bouwen. De Frankische geschiedschrijver Einhard zegt dat Karel de Grote een palatium bouwde in Noviomagum aan de Vahalem, een rivier die ten zuiden van het eiland der Bataven stroomt.[4] Dat het hier om Nijmegen gaat, wordt vaak verdedigd[5] en veelal aangenomen. Maar Albert Delahaye plaatste dit niet in Nijmegen, maar in de Franse stad Noyon.[6] Karel de Grote zou er op het paasfeest van 777 en meermalen tussen 804 en 814 geweest zijn. In 806 liet hij er de verdeling van zijn rijk tussen zijn zonen Karel, Lodewijk en Pepijn bezweren.
Ook Karels zoon, Lodewijk de Vrome, zou vaak in Nijmegen hebben verbleven,[7] maar ook dit wordt betwist. In 830 vond er het overleg tussen Lodewijk de Vrome en de tegen hem rebellerende zonen plaats. In 838 vond de volgende verdeling van het rijk tussen Lotharius I en Karel de Kale er plaats. De Noormannen namen echter de palts rond 880 in.[8] Bij hun vertrek hebben zij de palts vernietigd. De stad staat dan inmiddels bekend onder de naam Numaga. Onderaan de heuvel aan de Waal bevond zich een handelsnederzetting.[9] In 911 stierf het Karolingische stamhuis uit.

Middeleeuwen[bewerken | brontekst bewerken]

Archeologische vondsten uit Nijmegen, ca. 800-1100

De palts speelde een belangrijke rol tijdens de Ottoonse en de Salische tijd. De keizers die daarna over het Duitse rijk regeerden (zoals Otto I, Otto III, Hendrik II, Koenraad II, Hendrik III) bezochten herhaaldelijk de Kaiserpfalz voor regeringsdaden. Koninklijke en keizerlijke hofdagen vonden dan ook in Nijmegen plaats.[10] Keizer Otto III zou zijn geboren in het Ketelwoud onderweg van Aken naar de palts in Nijmegen. In 991 overleed in de palts keizerin Theophanu, van oorsprong een Byzantijnse prinses, en op dat moment regentes van Otto III.[11] Rond 1030, wellicht al in 996[12], werd in de palts de Sint-Nicolaaskapel gebouwd, een van de weinige behouden romaanse bouwwerken. De kapel is gebouwd naar voorbeeld van de Karolingische paltskerk in Aken.[13] In 1047 werd de palts tijdens een opstand tegen keizer Hendrik III platgebrand door Godfried II van Opper-Lotharingen.[14] Daarna kwam een voorlopig einde aan de koninklijke bezoeken aan Nijmegen.

Een eerste bezoek door de Duitse keizer Hendrik V vond in 1125 plaats toen de koning van Aken, naar Utrecht reizend, Nijmegen aandeed.

Op 17 mei 1151 werd er in Nijmegen onderhandeld door Frederik Barbarossa over het ambt van de bisschop van Utrecht. Als getuigen worden 17 bisschoppen, abten, graven en hoge heren genoemd, waarbij in de akte staat dat ze is opgemaakt in palatio Noviomagi. Uitgegeven in het paleis van Noviomagus. Dit toont aan dat er in Nijmegen al een accommodatie was om zo'n illuster gezelschap te ontvangen en rijkszaken te behandelen en af te wikkelen. Hiervan resteren tegenwoordig nog twee kapellen, het overige deel van het complex werd in 1796 gesloopt.

Onder de Rooms-koning Hendrik VII werd Nijmegen op 31 augustus 1230 Rijksstad, door de verlening van stadsrechten op basis van de rechten van de stad Aken. Dit betekende dat de stad een eigen stadsbestuur (voorlopig nog in de Valkhofburcht) en eigen rechtspraak kreeg en ter hoofdvaart naar Aken ging. In 1233 kreeg Nijmegen zijn eigen zegel. In de noordelijke Nederlanden is Nijmegen het enige voorbeeld waarvan vaststaat dat het een rijksstad is geweest.

Kort daarop, op 8 oktober 1247, kwam de Rijksstad met het Rijk van Nijmegen echter in Gelderse handen. Graaf Otto II van Gelre en Zutphen, kreeg de stad als onderpand van de armlastige Roomse koning Willem II (die tevens graaf van Holland was), en aangezien de lening nooit werd afbetaald, bleef Nijmegen voortaan Gelders.

De burcht van Nijmegen is maar kort in dienst geweest als Duitse residentie. Na Frederik Barbarossa heeft geen koning of keizer er nog geresideerd. De burcht Nijmegen was zoverre afgeschreven dat ze met al haar toebehoren werd verpand aan Otto II graaf van Gelre door Willem II, graaf van Holland. Of hier een koehandel aan vooraf is gegaan zou men kunnen opvatten uit de vooronderhandelingen tussen Otto van Gelre en graaf Willem van Holland. Otto van Gelre had Willem van Holland moeten steunen te Neuss op 3 oktober 1247 toen er een nieuwe koning gekozen werd. De burcht van Nijmegen was toen inzet van deze steun. Het succes van Willem van Holland werd zo sterk aan Otto van Gelre toegeschreven dat deze op 8 oktober de burcht in pand kreeg.

In 1255 keurde paus Alexander IV de belening van de burcht Nijmegen en de tol te Lobith aan Otto van Gelre goed, en gaf tevens dat deze lenen bij ontstentenis van een mannelijke opvolger op een dochter kon overgaan, wat in 1292 door paus Nicolaas IV ten gunste van Reinald van Gelre werd herhaald.

De 8-jarige Karel van Egmond gehuldigd in Nijmegen in 1473, prent van Christiaan Lodewijk van Kesteren en Charles Rochussen

Nijmegen werd nu een van de Gelderse hoofdsteden, het Kwartier van Nijmegen de voornaamste van de vier. Kort na 1250 werd onder graaf Otto II de 7e-eeuwse Grote of Sint-Stevenskerk op het Kelfkensbos afgebroken en begon de bouw van de nieuwe Stevenskerk op de huidige locatie. Op 7 september 1274 werd het nieuwe godshuis door Albertus Magnus gewijd.

Aan het eind van de 13e eeuw werd de stad versterkt met een aarden wal, die vanaf het Valkhof dwars door de stad liep tot aan de Oude Haven. Begin 14e eeuw ontstond aan de voet van de Valkhofheuvel de nieuwe wijk Nyerstat. In 1402 werd Nijmegen een Hanzestad. In het eerste kwart van de 15e eeuw werd er een stenen muur om de oude stad heen gebouwd, ter vervanging van de aarden wal.

Kort voor 1400 werden te Nijmegen de Gebroeders Van Lymborch geboren. Zij worden gerekend tot topkunstenaars uit hun tijd.

Tijdens de late middeleeuwen stond de stad nog bekend als Nieumeghen (bewaard gebleven in de titel van het bekende mirakelspel Mariken van Nieumeghen), wat in de volksmond door metathesis Nimwegen is geworden.

Nieuwe tijd[bewerken | brontekst bewerken]

Uitzicht op Nijmegen met links de Valkhofburcht (Frans Hogenberg, 16e eeuw)
Kaart van Nijmegen in 17e eeuw (Joan Blaeu, 1649)
Zicht op Nijmegen met de Valkhofburcht (Jan van Goyen, 1641)

Omstreeks 1520 werd begonnen met het versterken van de Nijmeegse voorsteden door middel van een stenen muur en een aantal torens. Deze muur werd uiteindelijk doorgetrokken tot aan de Kronenburgtoren, waar hij aansloot op de muur om de oude stad die er sinds 1425 was, en verder versterkt met een nieuwe aarden wal en een gracht. Omstreeks 1531 was de stadsommuring geheel voltooid.

In 1543 was Nijmegen, evenals overig Gelre via het Traktaat van Venlo aan de Habsburgers gekomen. De status van belangrijkste Gelderse stad was het kwijtgeraakt onder hertog Karel, die de voorkeur had gegeven aan Arnhem.

De Reformatie kreeg beperkte aanhang in de stad, en de vernielingen tijdens de beeldenstorm, die op 24 september 1566 Nijmegen bereikte, bleven betrekkelijk beperkt. Wel kwam het tot gevechten tussen katholieken en protestanten, zodanig de Gelderse stadhouder Karel van Brimeu op 19 oktober de stad met soldaten moest bezetten om de rust te herstellen; voorlopig bleven de katholieken aan de macht. Protestanten werden vervolgd en sommigen moesten vluchten. In 1574 rukten Lodewijk en Hendrik van Nassau, broers van Willem van Oranje, met een leger op vanuit 'Duitsland' naar Nijmegen, maar werden in de slag op de Mookerheide verslagen en gedood.
In 1576 gingen de Spaanse soldaten muiten en hielden vooral in Antwerpen vreselijk huis; de schok die dit teweegbracht dreef katholieken en protestanten in elkaars armen en leidde tot het sluiten van de Pacificatie van Gent, die ook Nijmegen ondertekende. De Pacificatie bepaalde dat op Holland en Zeeland na de Nederlanden katholiek zouden blijven. Nijmegen vroeg in 1578 Willem van Oranje om stadhouder van Gelre te worden, maar omdat dit onverenigbaar was met zijn stadhouderschap voor Holland en Zeeland, stelde hij zijn broer Jan van Nassau voor; omdat hij beloofde de Pacificatie te eerbiedigen nam de magistraat hem aan. Echter bleek al gauw dat hij uit was op de protestantisering van Gelre, en op 2 januari 1579 grepen de hervormden de macht in de Nijmeegse magistraat, waar de roomsen uit werden gezet. De op 23 januari gesloten Unie van Utrecht, waarin de opstandige steden en gewesten van de harde lijn zich militair verenigden, werd op 5 maart ook door Nijmegen ondertekend.
Op 6 maart 1585 viel de stad weer in Spaanse handen; de katholieke meerderheid opende de stadspoorten voor het leger van Claudius van Berlaymont, de koningsgezinde stadhouder van Gelre. Hoewel de Nijmegenaren vroegen om geloofsvrijheid voor de protestanten, weigerde landvoogd Alexander Farnese dit, maar protestanten kregen twee jaar de tijd om ofwel de stad te verlaten, ofwel terug te keren tot het katholieke geloof. De Staatse legerleider Maarten Schenk trachtte in 1589 met een aanslag Nijmegen in te nemen, maar dat mislukte. Evenwel heroverde prins Maurits de stad tijdens het tweede Beleg van Nijmegen (1591).

In de vroege 17e eeuw had de stad last van economische teruggang. Een goede verbinding met het noorden moest soelaas bieden. Nijmegen nam het initiatief tot het graven van de Grift en betaalde 75 procent van de aanlegkosten, Arnhem de overige 25 procent. Het kanaal kwam gereed in 1611. Aan beide kanten van de Grift lagen brede dijken met jaagpaden, waarop ook het landverkeer zich kon verplaatsen. In 1634 brak echter door zware ijsgang de bandijk bij Lent door. Het water verwoestte onder andere de gemetselde sluizen van de Grift bij het dorp. De sluizen werden niet meer herbouwd waardoor alle goederen voor de trekschuitvaart hier voortaan overgeslagen moesten worden.

Tijdens het Twaalfjarig Bestand gaf Nijmegen blijk van een sterke remonstrantse inslag, zodat Maurits in 1618 de wet verzette. Toen echter in de jaren 1636 en 1637 de stad door een pestepidemie 40 % van haar inwoners had verloren, werd in 1638 aan een groep Doopsgezinde vluchtelingen bij uitzondering het poorterschap verleend.[15]

Dominee Johannes Smetius en Lambert Goris waren in de 17e eeuw de initiatiefnemers van een Illustere school, waaruit de Kwartierlijke Academie van Nijmegen (1655-1680) voortkwam alsook een stadsbibliotheek.

Van 1672 tot 1674 kreeg Nijmegen te maken met een Franse bezetting. Te Nijmegen werd in 1678 de Vrede van Nijmegen tussen Frankrijk en de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën gesloten, tezamen met andere vredesverdragen tussen Europese Staten die daarmee de Hollandse Oorlog beëindigden.

Nijmegen waa een van de brandhaarden van de Gelderse Plooierijen (1702-1708). Tijdens de aanval op het stadhuis van Nijmegen op 7 augustus 1705 versloeg de staatsgezinde Nieuwe Plooi de orangistische Oude Plooi.

Onder druk van de Hollandse patriotten vluchtte stadhouder Willem V van Oranje-Nassau eind 1785 weg uit Den Haag, om in november 1786 zijn stadhouderlijk hof op het Valkhof in Nijmegen te vestigen, waar hij in geval van nood snel kon vertrekken naar Pruisen. Zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen, reisde in juni 1787 naar Den Haag met het verzoek om terug te mogen keren, maar zij werd door patriotten aangehouden bij Goejanverwellesluis. Zij schreef haar broer koning Frederik Willem II van Pruisen over hoe zij was vernederd, waarop deze besloot militair in te grijpen en op 11 september via Nijmegen de Republiek binnenviel. De volgende dag vertrokken de Pruisische en de in Ooij, Persingen en Nijmegen gelegerde stadhouderlijke troepen om de rest van de Republiek te heroveren op de patriotten en de Oranjerestauratie door te voeren. Duizenden patriotten vluchtten naar Frankrijk, waar twee jaar later de Franse Revolutie uitbrak.

In 1794, tijdens de Eerste Coalitieoorlog, veroverden de Franse revolutionaire troepen de Generaliteitslanden, maar hun opmars werd gehinderd door de grote rivieren, waaronder de Maas en Waal. Op de Valkhofburcht werd onder de leiding van opperbevelhebber van het Staatse Leger Frederik van York vergaderd of de stad verdedigd moest worden. Op 27 oktober begonnen de Fransen een aanval op de voorposten bij Neerbosch. Op 2 november kwam de prins met zijn zoon langs. De bestuurders en magistraten verlieten de stad op 5 november, deels om bestuursredenen, deels uit lafheid. De Fransen beschoten vervolgens met groot geschut de stad, waarbij brand in de stad uitbrak en de burcht hevig werd beschadigd. Op 8 november verliet het garnizoen de stad en trokken de Fransen binnen. De bevolking leek tevreden omdat de verdedigers zich hadden misdragen. De zwaar beschadigde burcht, tevens symbool voor het stadhouderlijke ancien régime en de protestantse overheersing van het overwegend katholieke Nijmegen, werd na veel vergaderen gesloopt, op de Sint-Nicolaaskapel en Barbarossa-ruïne na, en het bouwmateriaal verkocht.

19e eeuw en vroege 20e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Nijmegen in 1888

De groei van Nijmegen als stad werd ernstig beperkt, doordat Nijmegen voor de Vestingwet van 1874 de status van vestingstad had. Daarvoor mochten er rondom de vesting geen woningen gebouwd worden binnen het bereik van het geschut op de vesting, waardoor de stad binnen de vestingwallen enorm overbevolkt raakte (in 1875 woonden er ongeveer 23.000 mensen in de stad, terwijl er 2.400 panden waren). Na de afbraak van de vestingwallen in 1876 kon Nijmegen pas echt gaan groeien en verbeterde het leefklimaat in de stad.

In de decennia na de ontmanteling kende Nijmegen een grote stadsuitbreiding. Het plan voor deze stadsuitleg kwam van de hand van architect en stedenbouwkundige Bert Brouwer. Tot zijn dood in 1891 was hij naast stedenbouwkundige een belangrijk figuur in de Nijmeegse woningbouw. Bij de gemeentelijke grondveilingen werden door hem aanzienlijke stukken grond opgekocht. Veelal verschenen op deze locaties herenhuizen. Daarnaast ontwierp Brouwer enkele villa's, waaronder de burgemeesterswoning Nassausingel 2. Het gunstige bouwklimaat dat ontstond na de ontmanteling van de stadswallen trok in deze tijd ook nog verschillende andere architecten. Belangrijke namen onder hen zijn die van Derk Semmelink, Wilhelmus Johannes Maurits en Gerardus Buskens.

Stadsopnamen uit de jaren 1920 (Polygoonjournaal, april 1924)

In het kader van de katholieke emancipatiebeweging kreeg Nijmegen in 1923 een universiteit met rooms-katholieke signatuur, de huidige Radboud Universiteit Nijmegen (voorheen Katholieke Universiteit Nijmegen).

Nadat in 1879 al een spoorbrug over de Waal was gerealiseerd, kreeg Nijmegen in 1936 eindelijk een verkeersbrug, de Waalbrug. Voor 1936 was de enige verbinding met de overkant een veerpont naar Lent.

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de Duitse invasie in mei 1940, waarmee voor Nederland de Tweede Wereldoorlog begon, werd de Waalbrug opgeblazen door Nederlandse ingenieurs om de Duitse opmars te vertragen. Na vijf dagen vechten capituleerde de Nederlandse regering. Tijdens de Duitse bezetting werd de brug herbouwd en in 1943 heropend.

Op 22 februari 1944 leed Nijmegen zware schade bij een geallieerd bombardement (uitgevoerd door 16 Amerikaanse bommenwerpers), dat eigenlijk bedoeld was voor een Duitse stad. Het vermoeden is dat Nijmegen vanuit de lucht werd aangezien voor het Duitse stadje Kleef (Kleve): beide zijn gelegen aan een rivier en voorzien van een markante toren. Bij dit bombardement vonden meer circa 880 mensen de dood en werd nagenoeg de gehele historische bovenstad verwoest of zwaar beschadigd.[16]

In september 1944 vond de slag om Nijmegen plaats: er werd in en rond Nijmegen hevig gevochten toen in het kader van Operatie Market Garden de Waalbrug werd veroverd. Een belangrijke rol in de verovering van de brug had de Nijmeegse student Jan van Hoof, die als lid van de Geheime Dienst Nederland informatie had verzameld over de brug. Op 18 september 1944 maakte Van Hoof de explosieven die aan en onder de brug waren aangebracht onklaar, waarna de brug twee dagen later nagenoeg ongeschonden door geallieerde troepen kon worden veroverd. Maandenlang lag de stad toen pal aan het oorlogsfront, hetgeen nog een extra aanslag op de zwaar beschadigde stad tot gevolg had. Voor hun aandeel in de slag om Nijmegen (Battle of Nijmegen) en de verovering van de Waalbrug in september 1944 werden de 1st and 2nd Battalions Grenadier Guards onderscheiden met een Honorary Distinction. Dit is een van 74 Battle Honours die het regiment sinds 1656 heeft ontvangen. Nijmegen is een van de 45 namen die op het vaandel van de Grenadier Guards staan vermeld. In 1994 kreeg de opvolger van het 2nd Battalion de naam Nijmegen Company. Deze treedt aan bij talloze ceremoniële plechtigheden.

Op 18 september 1994 onthulde Lord Carrington bij de Waalbrug een gedenkplaat ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de Slag om Nijmegen en kreeg het zuidelijke viaduct de naam Grenadier Guardsviaduct.[17] Het noordelijk viaduct heet sinds 2005 Sergeant Robinsonviaduct. Sergeant Peter Robinson van de Grenadier Guards stak op 20 september 1944 als eerste met zijn Sherman-tank de Waalbrug over.

Na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Luchtfoto van Nijmegen-oost gemaakt in 1944.
Gebouwen in het centrum verwoest tijdens de bevrijding in september 1944[18]

Door verwaarlozing en armoede was de Benedenstad (het deel van het centrum dat in het lage deel, aan de Waal, is gelegen—wat de Duitsers de Altstadt noemen) na de Tweede Wereldoorlog in verval geraakt. De situatie was al in de 19e eeuw zorgwekkend, na de bouw van de Waalbrug en het verdwijnen van het veer in 1936, verdween ook de bedrijvigheid. Hoewel de Benedenstad min of meer gespaard bleef door de oorlogshandelingen, was de toestand van dit stadsdeel door de vele reeds gesloopte panden en slechte woonomstandigheden (verkrotte, onbewoonbaar verklaarde panden, huizen zonder sanitair e.d.) zodanig, dat na jarenlange discussies en plannenmakerij in 1972 besloten werd tot grootschalige sloop en herbouw. Doel van de herbouw was het behoud van de volkshuisvesting (sociale huurwoningen), de bedrijvigheid is vrijwel verdwenen. Van 1978 tot 1983 werden zo'n 650 woningen gebouwd, waarbij althans het stratenpatroon van voor de sloop grotendeels gehandhaafd bleef. In 1975 is de Benedenstad uitgeroepen tot "beschermd stadsgezicht", maar toen waren de meeste middeleeuwse panden al gesloopt. Alleen de Lage Markt, de Lange Hezelstraat, een deel van de Priemstraat en de Begijnenstraat zijn nog oorspronkelijk gebleven, de rest is nieuwbouw.

Nijmegen staat sinds de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw bekend als rode stad. Er waren in die jaren veel marxisten te vinden die door de relatief grote populatie aan studenten erg opvielen. Bijnaam van Nijmegen was dan ook een tijdje 'Havana aan de Waal'. Een gewelddadige confrontatie tussen de linkse krakers en het Nijmeegse bestuur vond plaats in februari 1981, de Pierson-rellen. Thans is het 'rode aspect' in sterk afgezwakte vorm herkenbaar aan een links stadsbestuur. Het zeskoppige college van B&W bestond van 2002 tot 2010 uit GroenLinks, PvdA en SP. Sinds 2010 vervangt D66 de SP als coalitiepartij.

Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de stad zich flink uitgebreid, maar dat gebeurde eenzijdig in westelijke en vooral zuidwestelijke richting. De dorpen Hatert, Hees en Neerbosch werden opgeslokt door stadswijken met dezelfde naam. De belangrijkste uitbreiding was de bouw van de stadsdelen Dukenburg en Lindenholt vanaf 1966, ten westen van het Maas-Waalkanaal. De structuur van de stad werd zo zeer onevenwichtig: het centrum ligt geheel in het noorden, maar de stadsuitbreiding vond kilometers daarvandaan in zuidwestelijke richting plaats. Tot voor kort was de Waal een onneembare barrière die de noordgrens van de bebouwing bepaalde. Sinds eind jaren 90 echter wordt er gebouwd aan de Vinex-locatie Waalsprong, ten noorden van de Waal.

Eind 2003 kwamen de gemeente en de politie van Nijmegen in opspraak vanwege de honderden centrumverboden die werden verordonneerd voor mensen die zich schuldig maken aan de in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen vergrijpen. Een centrumverbod is een voorbeeld van een gebiedsverbod, een (tijdelijk) verbod om in een bepaald gebied te verblijven.

In 2004 haalde de gemeente de landelijke media na een besluit van de gemeenteraad om SUV's (grote terreinwagens) niet meer in het centrum te laten parkeren. Als argumenten werden vooral de milieuvervuiling en de onveiligheid van deze auto's naar voren gebracht. Het besluit leidde tot een kortstondige landelijke discussie over dit onderwerp. Het College van B&W besloot het besluit van de gemeenteraad naast zich neer te leggen, omdat Nederlandse en Europese regels uitvoering van het voorstel in de weg staan.

In november 2005 werd in het centrum van de stad de plaatselijk bekende activist Louis Sévèke met een vuurwapen om het leven gebracht. Hij was voornamelijk bekend geworden door zijn strijd tegen de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst, tegenwoordig de AIVD.

In november 2013 werd de brug De Oversteek geopend, een nieuwe oeververbinding over de Waal. Deze dient enerzijds ter ontlasting van het verkeer door een ouder deel van Nijmegen en het knelpunt dat het Keizer Karelplein is gaan vormen. Anderzijds ontstonden verbindingen die de ontwikkeling van Veur-Lent en Waalsprong mogelijk maakten. De rond dezelfde tijd aangelegde S100 voorziet in verbeterde bereikbaarheid binnen Nijmegen en daarbuiten, alsmede naar gemeente Beuningen en verderop gelegen plaatsen in het Land van Maas en Waal.

De bouw van het Waalfront, met zo'n 2000 woningen, stond vanaf 2010 gepland. De eerste woningen zijn in december 2015 in de wijk Koningsdaal opgeleverd. Ook totstandkoming van de wijk Handelskade is gereed. Er wordt nog volop gebouwd aan de paviljoens van Park Fort Krayenhoff en een stukje skyline tegenover de haven, Havenkade. De nieuwste toevoeging op de locatie van het huidige oude havengebied in de Biezen is de wijk Iris.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]