Freie Demokratische Partei

Freie Demokratische Partei
Logo
Personen
Partijleider Christian Lindner
Zetels
Bondsdag
92 / 736
Bondsraad
14 / 69
Deelstaatparlementen
124 / 1.889
Europees Parlement
3 / 96
Geschiedenis
Opgericht 11 december 1948
Algemene gegevens
Actief in Vlag van Duitsland Duitsland
Hoofdkantoor Thomas-Dehler-Haus
Reinhardtstraße 14
10117 Berlijn
Richting Centrum tot Centrumrechts
Ideologie Klassiek-liberalisme
Motto Die Liberalen
Kleuren Geel
Internationale organisatie Liberale Internationale
Europese fractie ALDE
Website www.fdp.de
Vlag
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Duitsland
Logo 2013-2014

De Freie Demokratische Partei (FDP, Vrije Democratische Partij) is een Duitse liberale politieke partij en is lid van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE). Zij verenigt linkse en rechtse liberalen, nadat in de Weimarrepubliek nog twee liberale partijen hadden bestaan. In de jaren 1949-1956, 1961-1966 en 1969-1998 (met een korte onderbreking) was de partij vertegenwoordigd in de Duitse bondsregering. Dit was opnieuw het geval van 2009 tot 2013 in het kabinet-Merkel II. In september 2013 bleef de partij onder de kiesdrempel van 5 procent en haalde daardoor geen enkele zetel in de Bondsdag. Bij de Bondsdagverkiezingen van 2017 wist de FDP met 10,8% terug te keren in de Bondsdag. Vanaf december 2021 regeert FDP op nationaal niveau in het kabinet-Scholz I.

De partij is te vergelijken met de Open Vld en de MR uit België en met de VVD uit Nederland.

Geschiedenis 1945-1969[bewerken | brontekst bewerken]

FDP-Bondspresident Theodor Heuss in 1953 (links) met CDU-Bondskanselier Konrad Adenauer

In 1945, na de Duitse capitulatie, werden er in alle bezettingszones van Duitsland liberale partijen opgericht. Deze hadden allemaal verschillende namen. Op 11 december 1948 werden de verschillende partijen - met uitzondering van de Oost-Duitse LDPD - samengevoegd tot de Freie Demokratische Partei (FDP). Theodor Heuss, later de eerste bondspresident van de Bondsrepubliek Duitsland, werd de eerste partijvoorzitter.

De FDP groeide uit tot een middelgrote (in vergelijking tot de CDU en SPD), centrumpartij, economisch rechts, cultureel links. In 1949-1956 en 1961-1966 vormde de FDP een coalitie met de CDU/CSU van Konrad Adenauer en later Ludwig Erhard. De langstzittende FDP-voorzitter in die tijd was de nationaalliberale Erich Mende, van 1960 tot 1968.

In 1966-1969 vormden de CDU/CSU en de SPD een grote Coalitie, waarin er voor de FDP geen plaats was. Sedertdien begon de FDP zich te oriënteren op samenwerking met de sociaaldemocratische SPD.

Geschiedenis 1969-1990[bewerken | brontekst bewerken]

Partijcongres in 1976, rechts Hans-Dietrich Genscher, bondsminister 1969-1992 en partijvoorzitter 1974-1985

De voorzitter sinds 1968, Walter Scheel, hoorde tot een centristische groep die de partij vooral als liberaal en pas dan als coalitiepartner van een andere partij zag. Onder de SPD-kanseliers Willy Brandt en Helmut Schmidt vormde ze een sociaal-liberale coalitie, van 1969 tot 1982. FDP-voorzitter, vicekanselier en minister van Buitenlandse Zaken was eerst Walter Scheel, die in 1974 Bondspresident werd, en vanaf dan Hans-Dietrich Genscher. De coalitie met de SPD werd door sommige rechtse FDP-politici afgekeurd, zij gingen tot 1972 over naar de CDU. Er was ook voor een korte tijd de poging om een nieuwe, rechts-liberale partij te stichten (Nationalliberale Aktion van Siegfried Zoglmann).

In de toenmalige FDP was er een rechtse, nationale en op de economie gerichte vleugel, een eigenlijk midden van de partij en een linkse vleugel. De laatste lukte het om in 1971 de partij de zogeheten Freiburger Thesen te laten aanvaarden. Daarin werd een vergaande democratisering van de samenleving en een hervorming van het kapitalisme geëist. Die sociaalliberale oriëntering was echter van korte duur en stond ook niet voor de gehele partij.

In 1982 ruilde de FDP haar coalitiepartner in voor de CDU/CSU onder kanselier Helmut Kohl (zogenaamde Bonner Wende). Dit leidde tot kortstondige onrust binnen de partij, maar de links-liberale afsplitsing Liberale Demokraten bleef zonder succes. Genscher bleef minister tot 1992, de coalitie met Kohl ging door tot 1998.

In 1990 gingen in totaal vier Oost-Duitse partijen (onder meer de LDPD en de NDPD) in de FDP op.

Geschiedenis in het herenigde Duitsland[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de Bondsdagverkiezingen van 1990 kwam de FDP nog op 11 procent, ook dankzij de steun in het oosten. Daar had de FDP zelfs veel meer leden dan in het westen: eind 1989 telden alleen LDPD en NDPD al samen 190.000 leden, de west-FDP 66.000. Tien jaar later had de FDP in het oosten 12.400 leden en 52.000 leden in het westen.

Bij de Bondsdagverkiezingen van 1994 viel de FDP terug op 6,9 procent; toen zeiden 63 procent van de FDP-kiezers dat ze eigenlijk de CDU/CSU beter vonden.[1] Zulke stemmen noemt men geleende stemmen, deze kiezers wilden waarschijnlijk voorkomen dat de FDP onder de vijf procent viel en dan geen CDU/CSU-FDP-coalitie niet meer mogelijk was. Dankzij overhangmandaten voor de CDU kon de coalitie onder Helmut Kohl wel doorgaan. Vanwege ruzies binnen de FDP na het vertrek van Genscher in 1992 en misschien ook ontevredenheid over de belastingverhogingen na de hereniging verloor de FDP in bijna alle deelstaatverkiezingen in de jaren 1990 en was niet eens meer in het merendeel van de deelstaatparlementen vertegenwoordigd.

De Bondsdagverkiezingen van 1998 betekenden dat de FDP, die alleen iets verloor, en de CDU/CSU geen meerderheid meer kregen. Voor het eerst sinds 1982 was de kanselier weer een sociaaldemocraat, namelijk Gerhard Schröder met zijn rood-groene coalitie. Voor het eerst sinds 1969 zat de FDP weer in de oppositie.

De ommekeer kwam in 1999/2000: De CDU werd door een schandaal geteisterd. Kohl en Schäuble hadden grote donaties voor de partij aangenomen zonder de namen van de donateurs te vermelden (wat de partijenwet wel vereist). De FDP won weer in een rij van deelstaatverkiezingen. Na de weinig gelukkige voorzitters Klaus Kinkel (vanaf 1992) en Wolfgang Gerhardt (vanaf 1995) nam in 2001 de jonge Guido Westerwelle het roer over.

Jürgen Möllemann in 2002

Na het jaar 2000 had Jürgen Möllemann grote invloed in de partij. Toen heeft hij de partij weer het parlement van Noordrijn-Westfalen in gekregen. Möllemann, ooit een politiek protegé van Genscher en diens staatssecretaris, was bondsminister van Economie tot 1993, toen hij in verband met nepotisme moest terugtreden. Möllemann had zich nu gerehabiliteerd en dwong de aarzelende partijleiding het concept Strategie 18 op. Volgens hem moest de FDP zelfstandig (zonder aankondiging van een gewenste coalitie) de Bondsdagverkiezingen van 2002 in, een kanselierskandidaat hebben en op 18 procent van de stemmen mikken. Westerwelle reed met een geel Guidomobil door het landschap en was op bezoek bij Big Brother toen de stemming in het land kenterde vanwege de aanloop van de Irak-oorlog en een vloedramp in Oost-Duitsland. Omstreden was ook een flyer die Möllemann zonder afspraak met de partij kort voor de verkiezingszondag aan de huishoudens in Noordrijn-Westfalen had gestuurd; in de flyer bekritiseerde Möllemann de Israëlische minister-president en ook de vicevoorzitter van de Raad van Joden in Duitsland fel.

Guido Westerwelle in 2009, FDP-voorzitter 2001-2011

Het resultaat van de verkiezingen was nauwelijks beter dan dat in 1998, en Schröder bleef kanselier. In verband onder meer met open vragen over de financiering van de FDP in Noordrijn-Westfalen trad Möllemann in 2003 uit de FDP uit, enkele maanden later stierf hij bij een parachutesprong (vermoedelijk was het zelfdoding).

In 2005 en 2009 noemde de FDP in de verkiezingscampagnes weer de CDU als haar gewenste partner en sloot coalities met de SPD uit. In 2005 bereikte ze met 9,8 procent een goed resultaat, maar had geen meerderheid met de CDU/CSU. Angela Merkel, de CDU-voorzitster, ging een coalitie met de SPD aan. Na een recordresultaat in 2009, namelijk 14,6 procent, zijn FDP en CDU/CSU weer sterk genoeg voor een coalitie samen. Coalitiedeelname verliep deze keer desastreus, bij de bondsdagverkiezingen in september 2013 haalde de FDP een historisch slecht resultaat (4,8 procent), en bleef daarbij onder de kiesdrempel van 5 procent. De FDP keerde daarmee niet terug in de bondsdag.

Tijdens de vier jaren buiten de bondsdag herstelde de partij zich onder topman Christian Lindner, die de partij nieuw elan gaf. Bij de verkiezingen in 2017 haalde de partij 10,7% van de stemmen en keerde terug in de bondsdag. Er werden zelfs onderhandelingen gevoerd om te komen tot een Jamaica-coalitie, maar het was de FDP die de stekker uit de onderhandelingen trok.

Na vier jaar in de oppositie boekte de FDP bij de Bondsdagverkiezingen 2021 een kleine zetelwinst. Samen met de andere winnaars SPD en De Groenen werd een verkeerslichtcoalitie gesmeed onder de naam kabinet-Scholz I. Het is de eerste keer dat er een driepartijencoalitie op nationaal niveau regeert. De FDP levert voor dit kabinet vier ministers. Christian Lindner werd vicekanselier en Minister van Financiën.

Standpunten[bewerken | brontekst bewerken]

De FDP is gebaseerd op het gedachtegoed van het liberalisme. De staat moet zo min mogelijk sturen, het vrije denken en de eigen verantwoordelijkheid van de mens staat centraal. Daarom is de partij voorstander van een liberale markteconomie, maar het omarmt ook (delen van) de sociale markteconomie.

Een van de belangrijkste doelen is de zelfontplooiing van de mens. Dat kan door een economische bijdrage te leveren aan de maatschappij. Werken moet lonen, uitkeringsgerechtigden moeten indien mogelijk snel aan het werk. Daarentegen is de partij tegen een wettelijk minimumloon. De partij staat voor een degelijke financiële overheidshuishouding met lage belastingen. De FDP is geen voorstander van subsidies, de markt regelt dat zelf.

De partij hangt een streng, maar rechtvaardig immigratiebeleid aan. Vluchtelingen moeten zoveel mogelijk worden opgevangen in de regio. Een sterk leger is gewenst, evenals sterke buitengrenzen van de EU.

Op het gebied van gezondheidszorg vindt de partij dat de mens zelfbeschikking moet hebben over zijn of haar eigen leven. Daarin grenst de partij zich duidelijk af van de CDU. Het gebruik van middelen is aan iemand zelf, de FDP is daarom voor de legalisering van marihuana.

Digitalisering is een belangrijk thema voor de liberalen evenals de leveringszekerheid van energie. Op dit gebied is de partij lang voorstander geweest van kernenergie. Er moeten zo min mogelijk subsidies zijn voor duurzame energie en benzine- en dieselauto's mogen van de partij langer blijven bestaan. De FDP is tegenstander van een maximumsnelheid op autosnelwegen.

Partijleiders van de FDP[bewerken | brontekst bewerken]

Partijleiders Termijn Leeftijd Functie(s) als leider /
Overige functie(s)
Theodor Heuss dr.
Theodor Heuss
(1884–1963)
12 december 1948 –
12 september 1949
64–65 Lid van de Bondsdag
(1949)
Fractievoorzitter
in de Bondsdag
(1949)
Bondspresident van
Duitsland

(1949–1959)
Franz Blücher Franz Blücher
(1896–1959)
12 september 1949 –
8 maart 1954
53–57 Lid van de Bondsdag
(1949–1959)
Vicekanselier
(1949–1957)
Bondsminister voor
het Marshallplan

(1949–1953)
Bondsminister voor
Financiële Bezittingen

(1953–1957)
Thomas Dehler Thomas Dehler
(1897–1967)
8 maart 1954 –
24 januari 1957
56–59 Lid van de Bondsdag
(1949–1967)
Bondsminister van
Justitie

(1949–1953)
Reinhold Maier
(1889–1971)
24 januari 1957 –
30 januari 1960
67–70 Lid van de Bondsdag
(1957–1959)
Minister-president van
Baden-Württemberg

(1945–1953)
Voorzitter van
de Bondsraad

(1952–1953)
Lid van de Bondsdag
(1953–1956)
Erich Mende dr.
Erich Mende
(1916–1998)
30 januari 1960 –
30 januari 1968
43–51 Lid van de Bondsdag
(1949–1980)
Fractievoorzitter
in de Bondsdag
(1957–1963)
Vicekanselier
(1963–1966)
Bondsminister
voor Oost-Duitse
Betrekkingen

(1963–1966)
Walter Scheel Walter Scheel
(1919–2016)
30 januari 1968 –
1 oktober 1974
48–55 Lid van de Bondsdag
(1953–1974)
Vicekanselier
(1969–1974)
Bondsminister van
Buitenlandse Zaken

(1969–1974)
Bondskanselier
(1974)
Lid van het
Europees Parlement
(1956–1961)
Bondsminister voor
Economische
Betrekkingen

(1961–1962,
1962–1966)

Bondspresident van
Duitsland

(1974–1979)
Hans-Dietrich Genscher Hans-Dietrich
Genscher

(1927–2016)
1 oktober 1974 –
25 februari 1985
47–57 Lid van de Bondsdag
(1965–1998)
Vicekanselier
(1974–1982,
1982–1992)

Bondsminister van
Buitenlandse Zaken

(1974–1982,
1982–1992)
Bondsminister van
Binnenlandse Zaken

(1969–1974)
Martin Bangemann dr.
Martin
Bangemann

(1934–2022)
25 februari 1985 –
10 oktober 1988
50–53 Bondsminister van
Economie

(1984–1988)
Lid van de Bondsdag
(1987–1989)
Lid van het
Europees Parlement
(1973–1984)
Fractievoorzitter
van ELDR in het
Europees Parlement
(1979–1984)
Eurocommissaris
(1989–1999)
Otto Lambsdorff dr.
Otto
Graf
Lambsdorff

(1926–2009)
10 oktober 1988 –
10 juni 1993
61–66 Lid van de Bondsdag
(1972–1998)
Bondsminister van
Economie

(1977–1982,
1982–1984)

Voorzitter van de
Liberale Internationale

(1992–1994)
Klaus Kinkel dr.
Klaus Kinkel
(1936–2019)
10 juni 1993 –
10 juni 1995
56–58 Bondsminister van
Buitenlandse Zaken

(1992–1998)
Vicekanselier
(1993–1998)
Lid van de Bondsdag
(1994–2002)
Bondsminister van
Justitie

(1991–1992)
Wolfgang Gerhardt Wolfgang
Gerhardt

(1943)
10 juni 1995 –
5 mei 2001
51–57 Lid van de Bondsdag
(1994–2013)
Fractievoorzitter
in de Bondsdag
(1998–2006)
Guido Westerwelle Guido
Westerwelle

(1961–2016)
5 mei 2001 –
16 mei 2011
39–49 Lid van de Bondsdag
(1996–2013)
Fractievoorzitter
in de Bondsdag
(2006–2009)
Vicekanselier
(2009–2011)
Bondsminister van
Buitenlandse Zaken

(2009–2013)
Philipp Rösler Philipp Rösler
(1971)
16 mei 2011 –
7 december 2013
40–42 Vicekanselier
(2011–2013)
Bondsminister van
Economie

(2011–2013)
Bondsminister van
Volksgezondheid

(2009–2011)
Christian Lindner Christian
Lindner

(1979)
7 december 2013 –
heden
34–43 Lid van de Bondsdag
(sinds 2017)
Fractievoorzitter
in de Bondsdag
(2017–2021)
Bondsminister van
Financiën

(sinds 2021)
Lid van de Bondsdag
(2009–2012)

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Getallen volgens Karlheinz Niclauß: Das Parteiensystem der Bundesrepublik Deutschland, 2e druk, Schöningh: Paderborn e.a. 2002, p. 123-127.