Frederik Willem II van Pruisen

Frederik Willem II
1744-1797
Frederik Willem II van Pruisen
Koning van Pruisen
Periode 1786-1797
Voorganger Frederik II
Opvolger Frederik Willem III
Vader August Willem van Pruisen
Moeder Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel
Dynastie Hohenzollern
Het neoclassicistische Marmerpaleis, gebouwd om afstand te nemen van zijn oom, die van barok en rococo hield.

Frederik Willem II (Berlijn, 25 september 1744Marmerpaleis, Potsdam, 16 november 1797) was van 1786 tot 1797 koning van Pruisen.

Hij was de oudste zoon van August Willem van Pruisen (1722-1758) en Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel (1722-1780). In 1786 volgde hij zijn oom Frederik de Grote op als koning van Pruisen, toen die stierf zonder nageslacht. Net zoals zijn oom voerde hij een voortvarende buitenlandse politiek en dank zij de Poolse Delingen wist hij een grote gebiedsuitbreiding in het oosten te verwerven. Op binnenlands gebied leidde zijn bewind een periode van culturele bloei in.

Buitenlandse politiek[bewerken | brontekst bewerken]

Zeker in zijn beginjaren als koning voerde Frederik Willem II een interventionistische politiek. In september 1787 werd naar aanleiding van de vernederende aanhouding bij Goejanverwellesluis van zijn zuster Wilhelmina, door zijn ingrijpen de macht van de stadhouder in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hersteld. En in 1790 wist hij de Vrede van Reichenbach te bewerkstelligen door de dreiging van een gewapende interventie in de oorlog tussen Oostenrijk en Rusland tegen het Ottomaanse Rijk. Daarna zocht Pruisen echter naar een toenadering tot Oostenrijk wat in 1792 leidde tot een verbond tegen het revolutionaire Frankrijk en de start van de Eerste Coalitieoorlog. In 1795 sloot Pruisen echter een afzonderlijke vrede met Frankrijk en hierbij bereikte Frederik Willem II dat heel Noord-Duitsland tot aan de Rijn en de Main binnen de Pruisische invloedssfeer kwam. Het werd bestempeld als neutraal gebied onder garantie van Pruisen. En in het oosten verwierf Pruisen bij de Poolse Delingen Zuid-Pruisen (de streek rond Posen) en Nieuw-Oost-Pruisen (de streek rond Warschau).

Binnenland[bewerken | brontekst bewerken]

In 1794 werd de Pruisische Algemene Landwet, opgesteld door Carl Gottlieb Svarez, van kracht. Frederik Willem II was kunstminnend en stimuleerde de kunsten, zoals de Koninklijke Schouwburg en de Berlijnse Academie voor zang. Ook de literair-politieke salons floreerden in Berlijn. En de koning liet de stad verfraaien met de Brandenburger Poort en andere bouwwerken. Hierdoor werd hij wel aangezien als een verkwister en hij kreeg de bijnaam "Dikke Willem" of der dicke Lüderjahn (de dikke nietsnut).[1]

Huwelijken en kinderen[bewerken | brontekst bewerken]

Frederik Willem trouwde in 1765 met Elisabeth Christine Ulrike van Brunswijk-Wolfenbüttel (1746-1840), dochter van hertog Karel I van Brunswijk-Wolfenbüttel, met wie hij een dochter kreeg:

Als jongeman had Frederik Willem een voorkeur ontwikkeld voor Franse actrices en balletdanseressen. Om hem in zijn amoureuze escapades te remmen werd hij voorgesteld aan de mooie en spirituele Elisabeth. De beoogde troonopvolger veranderde echter zijn amoureuze leventje niet. Zijn echtgenote nam wraak en richtte haar aandacht op officieren en hofmusici. In april 1769 scheidde hij van Elisabeth en om te zorgen dat er nooit meer kans zou zijn op buitenechtelijke kinderen, werd ze verbannen naar Stettin.

Drie maanden later trouwde hij, op dwingend advies van zijn oom Frederik de Grote, met Frederika van Hessen-Darmstadt (1751-1805). Met haar kreeg hij de volgende kinderen:

Buitenechtelijke relatie en morganatische huwelijken[bewerken | brontekst bewerken]

De kroonprins had sinds 1764 een verhouding met Wilhelmine Enke (1753–1820), de dochter van een hofmusicus. Hij kreeg bij haar zes kinderen, van wie er slechts één volwassen werd. Hoewel de verhouding in 1782 eindigde, bleef zij een nauwe vertrouwelinge van de koning. Na diens dood nam zijn zoon haar bezittingen in beslag; door toedoen van Napoleon kreeg ze haar vermogen weer terug.

In 1786 sloot hij een morganatisch huwelijk met Julie von Voß, de latere gravin Ingenheim.

Na haar dood in 1790 hertrouwde hij opnieuw morganatisch met Sophie von Dönhoff. Uit dit huwelijk werden geboren:

Voorvaderen[bewerken | brontekst bewerken]

Frederik Wilhelm II van Duitsland
Overgrootouders Frederik I van Pruisen ((1657–1713)
∞ 1684
Sophie Charlotte van Hannover ((1668–1705)
George I van Groot-Brittannië (1660–1727)
∞ 1682
Sophia Dorothea van Celle (1666–1726)
Ferdinand Albrecht I van Brunswijk-Bevern (1636–1687)

Christina van Hessen-Eschwege (1648–1702)
Lodewijk Rudolf van Brunswijk-Wolfenbüttel (1671–1735)
∞ 1690
Christine Louise van Oetingen-Oetingen (1671–1747)
Grootouders Frederik Willem I van Pruisen (1688–1740)
∞ 1706
Sophia Dorothea van Hannover (1687–1757)
Ferdinand Albrecht II van Brunswijk-Wolfenbüttel
(1680–1735)

Antoinette Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel
(1696-1762)
Ouders August Willem van Pruisen (1722–1758)
∞ 1742
Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel (1722–1780)

Frederik Willem II van Pruisen (1744–1797)

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]