VOC-Kamer Amsterdam

Het Oostindisch-magazijn, omstreeks 1770, getekend door Hermanus Petrus Schouten (Gemeentearchief Amsterdam)
Het scheepswerfterrein van de VOC op Oostenburg in Amsterdam.

De VOC-Kamer Amsterdam, was de Amsterdamse afdeling van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC).

Oprichting en activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

Op 31 augustus 1602 was in de Kamer van Amsterdam door de participanten een bedrag van 3.674.915 gulden toegezegd. Gegadigden konden intekenen ten huize van Dirck van Os aan de Nes. Onder de 1143 aandeelhouders bevonden zich 301 Zuid-Nederlanders en 39 Duitsers. De overige 785 participanten waren Noord-Nederlanders. Een enkeling was afkomstig uit Italië of Engeland, maar allen waren woonachtig binnen de grenzen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de hoofdvoorwaarde om te mogen participeren.

Isaac le Maire was met 85.000 gulden de grootste intekenaar, Jacques de Velaer nam voor 57.000 gulden deel, Willem van Vierssen voor 55.000 gulden, Dirck van Os voor 47.000 gulden, Reynier Pauw voor 30.000 gulden, Syvert P. Sem, Geurt D. van Beuningen, Frans Hendricksz. Oetgens, Balthasar Coymans (1555-1634) tussen de tien- en vijftienduizend gulden. Onder de inschrijvers bevonden zich drie admiralen: Wijbrand van Warwijck, Jacob Willekens en Jacob van Heemskerk, de hoogleraren Adriaan Metius en Jacobus Arminius, de geograaf Petrus Plancius, evenals de dienstmeiden van Pauw, Van Os, en Pieter C. Boom en de bode van het stadhuis en de Voetboogdoelen.

De kamers te Amsterdam en Middelburg waren de hoofdkantoren van de VOC. Aan het VOC-opperbestuur, de Heren XVII, leverde het college van Amsterdam doorgaans acht vertegenwoordigers. De VOC werd door de Heren XVII, afwisselend, bestuurd vanuit Amsterdam en Middelburg. Deze vergaderingen vonden zes jaar achtereen in Amsterdam en daarna twee jaar in Middelburg plaats.

Kamers van de VOC[bewerken | brontekst bewerken]

De Kamers hadden ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Ze konden zelf handelen, zolang ze binnen de door de VOC gestelde normen bleven.

Totale inleg voor de oprichting van de VOC (bedragen per 31 augustus 1602 zoals definitief vastgesteld door de Heren XVII), uitgesplitst naar kamer, bedragen in gulden:

Kamer kapitaal[1]
Amsterdam 3 679 915
Zeeland 1 300 405
Enkhuizen 540 000
Delft 469 400
Hoorn 266 868
Rotterdam 173 000
Totaal: 6 424 588

Eerste bewindhebbers[bewerken | brontekst bewerken]

Oost-Indisch Huis in Amsterdam

De eerste bewindhebbers van de VOC-Kamer Amsterdam, conform de volgorde in het octrooi dat verleend was op 20 maart 1602 door de Staten-Generaal, waren: Gerrit Bicker, Reynier Pauw, Pieter Dircksz. Hasselaer, Jacques de Velaar, Jan Jansz. Carel, Bernard Berewyns, Johan Poppe, Hans Hunger, Hendrik Buik, Louis de la Becque, Dirck van Os, François van Hove, Ellert Lucasz, Isaac le Maire, Syvert Pietersz. Sem, Gerard Reynst, Marcus Vogelaar, Jan Harmensz, Geurt Dirksz, Huibregt Wagtmans, Leonard Ray, Albert Simonsz Jonckhein en Arent ten Grootenhuize. Dit aantal van 23 personen moest van de Staten-Generaal via natuurlijk verloop worden teruggebracht tot twintig.

Oost-Indisch Huis[bewerken | brontekst bewerken]

In 1603 werd een deel van het stedelijk geschutmagazijn aan de Kloveniersburgwal van de stad gehuurd om als pakhuis te gebruiken. Een jaar later werd begonnen met de bouw van het Oost-Indisch Huis. Nog een jaar later werd het gehele complex haar eigendom.

Scheepswerven op het Oostenburg[bewerken | brontekst bewerken]

In 1608 vestigde de Compagnie een bescheiden werf op het Rapenburg, een kunstmatig eiland in het IJ, waar ook de werven van de Amsterdamse Admiraliteit gelegen waren. In 1661 kocht de Compagnie het grootste gedeelte van Oostenburg, een aangeplempd eiland aan de oostzijde van de stad.

INWONERTAL VOC-STEDEN[2]
Jaartal 1600 1622 1647 1675 1750 1795
Amsterdam 60.000 105.000 140.000 200.000 200.000 217.024
Middelburg 20.000 25.000 30.000 30.000 25.000 20.146
Enkhuizen 14.000 21.000 18.000 17.500 7.500 6.800
Delft 17.500 22.750 21.000 24.000 14.000 16.779
Hoorn 12.000 16.000 14.000 15.000 12.500 9.551
Rotterdam 12.000 19.500 30.000 45.000 44.000 53.212

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]